Jezus van Nazareth.

Jezus was helemaal niet bezig een kerk te stichten voor niet- joden. Hij probeerde de bestaande joodse leer wat menselijker en aantrekkelijker te maken maar hield zich heel bewust niet met de gojim bezig. Die passage in Mattheus 16, 26 over brood dat je niet aan de honden hoort te geven is daar heel duidelijk over. En als die man zich als de ‘enig geboren zoon van God’ en als ‘een van drie goddelijke personen’ zou hebben beschouwd, geloof dan maar dat het evangelie daar mee zou hebben vol gestaan. Maar een dergelijke Griekse gedachte komt bij een fatsoenlijke jood helemaal niet op. Messias en gezalfde koning der joden, die kant wilde het evangelie uit. Daarom zie je daar de afstammingslijst van Joseph, de man van Maria, een volkomen overbodige toevoeging als Jezus door de geest van God bij Maria zou zijn verwekt.
Ook de krampachtige manier waarop die geest, die in Genesis over de wateren zweefde, in Nicea tot een goddelijk persoon wordt benoemd, heeft niets met de prediking van Jezus van doen. Je zou je toch moeten realiseren hoe anders zo’n evangelie eruit zou hebben gezien als dit soort denkbeelden bij de auteur zouden hebben geleefd. Dat Jezus zich zelf als Messias beschouwde was erg genoeg en het heeft hem zijn leven gekost. Maar enig geboren zoon van God is niet alleen blasfemisch, het was in zijn tijd zelfs volkomen ondenkbaar.
Wat je daarover terug vindt zijn duidelijke falsificaties, zoals die aan het begin van het Marcus evangelie. Ook dat ‘Petrus en op deze steenrots zal ik mijn kerk bouwen’. Kennelijk iets van naderhand en uit Rome afkomstig.
Wat je wel aan het lezen van de vier evangeliën overhoudt is dat je in Jezus van Nazareth met een goed mens en een heldere geest van doen hebt. En dat het daarom geen toeval is dat zijn invloed op de wereldgeschiedenis zo groot was en nog steeds is. En wat je je ook hoort te realiseren is dat met alle bezwaren die je tegen de kerken kunt hebben, die er toch voor gezorgd hebben dat de vier evangeliën de eeuwen doorgekomen zijn.
Bezwaren tegen de kerken zijn verder wel gegrond. Zowel de paus van Rome als de patriarch van Byzantium heeft veel meer weg van de Farizeeën en schriftgeleerden, waartegen Jezus zoveel bezwaren had, dan van de eenvoudige ambachtsman en schriftgeleerde die in Palestina een gemoderniseerd joods geloof preekte. In zekere zin moet je zowel de Roomse als de Byzantijnse kerk als een creatie van keizer Constantijn zien en niet van Jezus van Nazareth.[1]
Op het Concilie van Nicea werd de voorrang en het traditionele gezag van de metropolieten van Alexandrië, Antiochië en Rome herbevestigd. Hun collega’s van Jeruzalem en Constantinopel worden niet eens genoemd. Van Constantinopel is dat niet zo verwonderlijk, want de verplaatsing van de hoofdstad van Rome naar Byzantium vond pas vijf jaar na het concilie plaats en toen duurde het nog een tijd voordat de stad Constantinopel werd genoemd. Dat Jeruzalem niet vermeld werd in Nicea had een andere reden. De stad was van ondergeschikt belang geworden en heette ook niet langer Jeruzalem. Aelia was in 325 de naam van die oude heilige stad van joden en christenen. De bisschop die er zetelde kreeg van het concilie wel iets van zijn oude waardigheid terug, maar met het nadrukkelijke beding dat Aelia niet als een metropool behandeld kon worden, want zo belangrijk was die stad nu ook weer niet. Maar hoe dan ook, het Concilie van Nicea is een belangrijke breuk geweest in de geschiedenis van het christendom. Van een joodse sekte werd het geloof met en op het concilie het middelpunt van de organisatie van het Romeinse rijk.
Metropolen waren voortaan niet alleen van godsdienstig maar ook van seculier belang. De organisatie van het Rijk in provincies vond zijn pendant in de godsdienstige organisatie. Wie belangrijk was in het keizerrijk was dat voortaan ook in de kerken omgekeerd, wie geen rol speelde in het Rijk kon dat ook niet doen in de organisatie van de christelijke kerk. Zo had Constantijn dat verordonneerd. Het is duidelijk dat de christelijk kerk de nieuwe ruggengraat werd van het Romeinse Rijk en dat die godsdienst dus in 325 een belangrijke politieke betekenis kreeg. Dat het Constantijn op het concilie meer te doen was om de eenheid van de Kerk en van Rome dan om de juiste geloofsinhoud blijkt onder meer uit het feit dat hij de patriarch Athanasius, op wie hij tijdens het concilie steunde voor zijn strijd tegen de Arianen, later verbannen heeft naar de uiterste grenzen van het Rijk, naar Trier. Niet omdat de keizer of de bisschop toen anders dacht over geloofszaken, maar omdat de man in de ogen van de keizer een blokkade opwierp voor de door hem gewenste eenheid.
Constantijn had het concilie bijeen geroepen om aan een aantal twisten in de kerk een einde te maken. De belangrijkste was die tussen de aanhang van de Egyptische ouderling Arius en diens bisschop Alexander over de godheid van Christus. Constantijn was zelf geen christen (hij werd pas op zijn sterfbed gedoopt en of hij daar toestemming voor heeft gegeven is niet bekend), maar hij vond het christendom noodzakelijk om de eenheid in het Rijk te bevorderen. Daarin paste hun onderling verdeeldheid niet en zodoende het concilie. Wie er gelijk had, Arius of Alexander of geen van beiden, dat interesseerde de keizer niet echt. Hij drukte het standpunt van de anti-Arianen door.
Zoals bekend was de godheid van de profeet Jezus van Nazareth een van de eerste geloofspunten die bij Mohammed overboord gingen. In de christelijke kerk bleef zij tot op heden om onbegrijpelijke redenen aanvaard. Dat Jezus er zelf zo over gedacht heeft is hoogst onwaarschijnlijk. Hij noemde zich wel eens Gods zoon, maar hij zegde iedereen die zijn geloof aanvaardde toe dat hij ook een kind van God kon worden en liever sprak hij over zich zelf als over de mensenzoon. Het Hellenisme en de Romeinse samenleving kende de vergoddelijking van mensen, maar in de joodse traditie is de gedachte niet eens denkbaar. Van een joods-christelijke kerk, een kerk van de apostelen, zoals die in de eerste eeuwen bestond, is na Constantijn nooit meer iets vernomen. Aangenomen mag worden dat de vergoddelijking van de mens Jezus, in strijd met diens leer, een definitieve breuk tussen christendom en jodendom heeft teweeggebracht en dat het later een belangrijke factor is geweest bij de bekering tot de islam van alles wat leefde in de tradities van het Midden Oosten.

[1] Constantijn was de zoon van de Romeinse veldheer Constans die hem verwekte bij een christelijke vrouw, ergens in de Balkan. Hij raakte zo op het kind gesteld, dat toen hij terug ging naar Rome, hij het meenam en liet opvoeden in zijn eigen gezin. Constantijn werd op zijn beurt veldheer en later keizer. Hij hield contact met zijn biologische moeder en stelde haar in staat naar Palestina te gaan om daar, in de bergen ten zuiden en westen van het meer van Tiberias een dorp te stichten dat ze Nazareth noemde en dat vanaf die tijd als de geboorteplaats geldt van Jezus

Over akasdorp

gepensioneerd advocaat
Dit bericht werd geplaatst in geloof, geschiedenis. Bookmark de permalink .