Ik gaf ooit aan iemand Darwins hofvijver van Tijs Goldschmidt cadeau, een boek waar ik zelf nogal van onder de indruk was. Niet alleen omdat het in voortreffelijk Nederlands is geschreven, twee interessante onderwerpen heeft die knap worden verweven, maar vooral ook omdat er een verrassende wetenschappelijke tragiek achter steekt.
Goldschmidt deed evolutie-biologisch onderzoek naar een speciaal soort vissen in het Victoriameer. Terwijl hij daarmee bezig is zetten ontwikkelingswerkers nijlbaarzen uit in het meer om de vissers daar aan meer profijtelijke vangsten te helpen. Die nijlbaarzen vreten in een mum van tijd zijn onderzoeksmateriaal op. Goldschmidt staakt wanhopig zijn werk en wordt schrijver in plaats van evolutiebioloog. Een paar jaar later ontmoet hij een Japanse ex-collega die hem langs de neus weg vertelt dat hij zo’n interessant verschijnsel heeft waargenomen in het Victoriameer: onder de druk van een nieuwe roofvis zijn de cichliden in het meer als razenden gaan muteren, een paradijs voor evolutiebiologen! Einde verhaal.
Maar degene aan wie ik het boek cadeau had gedaan kwam mij trouwhartig vertellen dat hij er niets aan had gevonden. Zijn idee van een behoorlijk boek dat je iemand cadeau kunt geven was de bestorming van de hemel van Harry Mulisch.