Polybius was een Griek, maar hij woonde in Rome als een van de duizenden vooraanstaande Grieken die waren gedeporteerd naar Italië en daar zonder vorm van proces werden vastgehouden. Hij raakte bevriend met de twee zonen van Lucius Aemilius Paullus, van wie de een, na de dood van hun moeder , werd geadopteerd door de familie Scipio en de andere door die van Quintus Fabius Maximus, als de Cunctator bekend uit de tweede Punische oorlog.
De adoptiefzoon van de Scipiones heette Publius Cornelius Scipio Aemilianus, waaraan later de erenamen Africanus minor en Numantinus werden toegevoegd. Meestal heet hij bij zijn tijdgenoten Africanus. Africanus werd de belangrijkste Romeinse generaal van zijn tijd en besliste de lange reeks oorlogen tussen Rome en Carthago in het voordeel van Rome. Polybius heeft een geschiedenis van Rome geschreven en het onderstaande is een vertaling uit een gedeelte daarvan, de beschrijving van de Romeinse staatsinrichting, die begint met een algemene beschouwing over het ontstaan van overheden in hun verschillende vormen. Het hierna volgende is een vertaling van Polybius.
‘Men kan niet iedere vorm van absolute regering als een monarchie beschouwen, maar alleen die autocratieën die vrijwillig door de bevolking worden aanvaard en die bestuurd worden met een beroep op de redelijkheid in plaats van op angst en geweld.
Een aristocratie werkt alleen als de macht wordt uitgeoefend door rechtvaardige en verstandige mensen die op grond van hun verdiensten voor het bestuur worden uitgezocht. Alleen als een gedisciplineerd sociaal gedrag door de gewoonte is ingesleten en de bijbehorende regels door de overgrote meerderheid vrijwillig wordt nageleefd, kan – wanneer de meerderheid het voor het zeggen heeft – gesproken worden van een democratie. Despotisme is een vorm van regering die van nature ontstaat. Verwant aan despotisme en door een verstandige aanpassing daaruit voorkomend is de monarchie, die op haar beurt weer kan degenereren in de kwalijke vorm van monarchie die tirannie wordt genoemd. Tirannie houdt geen stand. Uiteindelijk zal het plaats maken voor aristocratie, wat weer de neiging heeft te ontaarden in oligarchie. Als de bevolking in haar woede de oligarchen van het toneel doet verdwijnen dan komt er in de regel democratie voor in de plaats. Democratie kan door gebruik van geweld en minachting voor het recht weer verworden tot machtsuitoefening door het gepeupel.
Waar komt een staatsinrichting vandaan en hoe brengt men haar tot stand?. Ga er eens vanuit dat als gevolg van natuurrampen of om een andere reden een beschaving verdwijnt. Zulke dingen zijn in het verleden gebeurd en het lijkt redelijk te veronderstellen dat ze weer kunnen gebeuren. Neem aan dat alle beschaafde regels en gewoonten en alle kunst en kennis is verloren gegaan. Neem verder aan dat de overlevenden zich weer vermenigvuldigd hebben tot een aantal dat een vorm van groepsorganisatie noodzakelijk maakt. Mensen kunnen immers alleen overleven in georganiseerde groepen. In dat opzicht zijn mensen te vergelijken met andere hominiden en bijvoorbeeld met chimpansees. Het lijkt redelijk aan te nemen dat de mentaal en fysiek sterkste en in andere opzichten meest dominante van de groep de leiding op zich zou nemen
Als fysieke kracht de overhand zou hebben dan zouden we dat despotisme noemen. Maar zouden familie en andere maatschappelijke bindingen een belangrijke rol spelen bij het bepalen van degene die leiding geeft, dan zou monarchie de plaats innemen van despotisme, iets wat gepaard zou gaan aan het ontstaan van ideeën en gewoonten die als ethisch kunnen worden aan gemerkt, als goed en slecht.
Als iemand in gevaar verkeerd en hij wordt daarbij gered of geholpen door een ander en hij is vervolgens niet dankbaar tegenover degene die hem heeft bijgestaan, maar zoekt hem eerder nog te benadelen, dan ligt het voor de hand dat anderen daar aanstoot aan zullen nemen als zij het zien: ze zullen zich in verplaatsen in degene die benadeeld wordt en met hem meevoelen. Zo zal bij iedereen een gevoel ontstaan over wat behoorlijk gedrag is en dat is de grondslag van het recht. Op dezelfde manier, wanneer iemand in tijden van gevaar zich als voorvechter van anderen opwerpt en met grote moed bijvoorbeeld aanvallen van de gevaarlijkste dieren het hoofd biedt, dan ligt het voor de hand dat zo’n man door de gewone mensen zal worden uitverkoren en geëerd, terwijl ze op degene die het omgekeerde zou doen zouden neerkijken en een hekel aan hem zouden hebben. Het lijkt redelijk om hieruit af te leiden dat in de samenleving een idee zou ontstaan over wat bewonderenswaardig en afkeurenswaardig is en over het verschil tussen die twee. Men zou het ene leren en imiteren vanwege de voordelen die het biedt en het andere vermijden. Als de meest vooraanstaande en machtigste man uit een volk partij kiest voor dit soort mensen in overeenstemming met de gevoelens van het volk en daarmee de reputatie verwerft dat hij iedereen geeft wat hem toekomt, dan zullen ze hem niet alleen gehoorzamen en zijn regering voortaan niet alleen steunen uit angst voor geweld maar eerder omdat ze overtuigd zijn van zijn positieve invloed, hoe oud en gebrekkig hij ook is en ze zullen zich eensgezind rond hem verzamelen en iedereen bestrijden die het op hem en zijn regering gemunt heeft. Zodoende wordt hij langzaam en ongemerkt een koning in plaats van een despoot. De rede neemt de plaats in van fysieke moed en geweld en creëert legitimiteit voor hen zelf en hun afstammelingen voor vele generaties. Die legitimiteit berust op de overweging dat de afstammelingen van dit soort mensen in dezelfde geest zullen zijn opgevoed en er daarom soortgelijke principes op na zullen houden.
Maar als de afstammelingen ongenoegen wekken bij de burgers zullen die hun keuze voor nieuwe heersers niet langer laten bepalen door hun fysieke weerbaarheid maar op grond van verschillen in intellect en redelijkheid omdat ze intussen ervaring hebben opgedaan met het doorslaggevend belang van dat onderscheid. Als de koninklijke macht erfelijk wordt in de familie en koningen middelen om hun macht te handhaven onder handbereik krijgen, in groetere mate dan nodig is voor hun persoonlijk levensonderhoud, dan gaan zij met behulp daarvan ruim baan geven aan hun lusten; ze verbeelden zich dat machthebbers een ander soort kleren horen te dragen dan hun onderdanen, zich andere en veel uitgebreidere luxe eetgewoonten en vooral ook zinnelijke genoegens kunnen permitteren in afwijking van wat als redelijk en behoorlijk kan worden aangemerkt. En zij kunnen zich dat permitteren zonder dat zij bang hoeven te zijn om afgewezen te worden. Als dit soort dingen enerzijds aanleiding geeft tot jaloezie en aanstoot en anderzijds tot uitbarstingen van haat en hartstochtelijke afkeer, degenereert het koningschap in tirannie. Samenzweringen tegen de overheid zullen dan plaats vinden, die niet door de slechtste elementen in de samenleving worden georganiseerd, maar door de beste, de meest idealistische en dapperste, omdat dit het soort mensen is dat het minst geneigd is om zich neer te leggen bij tiranniek gedrag van hun regeerders. In een directe reactie van dankbaarheid jegens degenen die hen bevrijd hebben van de tirannie zullen de mensen hen als regering aanvaarden en hun belangen aan hen toevertrouwen.
Die nieuwe regeerders zullen deze taak in eerste instantie beschouwen als een groot voorrecht en het publieke belang zien als hun belangrijkste zorg; zij zullen dienovereenkomstig optreden met diligentie en omzichtigheid. Maar wanneer de zonen van deze mensen de machtposities van hun vaders erven, zonder de ervaring van eerdere ellende en zonder een enkele ervaring met burgerlijke gelijkheid en vrijheid van meningsuiting, maar met uitsluitend de ervaring van de macht en de hoge positie van hun vaders, dan zullen sommigen van hen zich zonder terughouding werpen op de verzameling van rijkdommen, andere op onmatig drankgebruik en de andere uitspattingen die daar meestal mee gepaard gaan en weer anderen op de verkrachting en aanranding van vrouwen en jongens; op die manier zullen zij een aristocratie doen verkeren in een oligarchie en hun ondergang zal zich op dezelfde manier voltrekken als die van de tirannen.
Zij zullen niet opnieuw het koningschap proberen, door de nog verse herinnering aan de misbruiken waar dat toe had geleid en ook niet de regering van een kleine groep, gezien het recente voorbeeld van het wangedrag waar dat aanleiding toe geeft. Om die reden en eigenlijk als de enige hoop die hun nog rest zoeken zij toevlucht bij zich zelf. Zij veranderen de staatsinrichting van een oligarchie in een democratie. Zij nemen de regering en het toezicht daarop in eigen hand. Zolang als er nog mensen leven met ervaring van de oligarchische overheersing en het despotisme zullen ze de democratische constitutie ervaren als een zegen en vrijheid en gelijkheid beschouwen als van het hoogste belang. Maar zodra er een nieuwe generatie is opgegroeid en de democratie bij hun kindskinderen is aangeland, dan zal de lange gewenning hun gevoel voor de waarde van vrijheid en gelijkheid verzwakken en zullen sommigen gaan proberen om meer macht te verwerven dan de gemiddelde burger. Degenen die het duidelijkst aan die verleiding bloot staan zijn de rijken. Zij zullen het volk ontvankelijk en gretig maken voor omkoperij. De goede eigenschappen van de democratie zullen teloor gaan en zij zal degenereren in een regering van geweld en de sterke hand. Want het gepeupel, dat gewend zal raken om te leven op kosten van anderen en dat zijn hoop op levensonderhoud zal ontlenen aan het werk en aan het bezit van zijn buren heeft als gevolg van haar armoede zelf geen hoop op de zoete vruchten van publiek eerbetoon. Het zal een regering van macht in plaats van recht in het leven roepen, zodra het een leider heeft gevonden die daarvoor voldoende ambitieus en ondernemend is. Dan volgen de tumultueuze volksvergaderingen, slachtpartijen, verbanningen, herverdelingen van land tot dat uiteindelijk, als alle sporen van een ordelijke civiele samenleving zijn verdwenen het gepeupel, opnieuw een heerser en despoot heeft gevonden.
Het is de Romeinse staatsinrichting die ons het duidelijkste voorbeeld geeft van het ontstaan de groei en het hoogtepunt van deze ontwikkeling zowel in zijn geschiedenis als in wat ons voor de toekomst te wachten staat. Want de Romeinse staatsinrichting vond zijn oorsprong in een natuurlijke ontwikkeling en zal aan een natuurlijke ontwikkeling zijn neergang danken. De consuls vormen de hoogste macht in de staat. Alle andere machthebbers zijn van hen afhankelijk en aanvaarden hun aanwijzingen, met uitzondering van de volkstribunen. Zij bepalen de agenda van de Senaat en zijn belast met de uitvoering van de besluiten. Zij roepen de volksvergadering bijeen, doen daar voorstellen en voeren de besluiten van de meerderheid uit.
In de voorbereiding en het voeren van oorlogen hebben ze bijna absolute bevoegdheden. Zij roepen de soldaten op en bepalen wie er geschikt is. Zij hebben voorts onbeperkte macht om iedereen te straffen die onder hun bevel staat, zolang die zich in actieve dienst bevinden. Zij hebben de bevoegdheid om naar eigen inzicht publieke middelen uit te geven tijden een campagne, want de quaestor die de kas houdt staat onder hun bevel. In vredesomstandigheden heeft de Senaat het beheer over de schatkist. Zij beschikt zowel over de inning van de belastingen als over de besteding van de middelen. De quaestoren kunnen aan de staatsdepartementen geen geld ter beschikking stellen zonder een desbetreffend senaatsbesluit, behalve voor zover de uitgaven rechtstreeks ten dienste staan van de consuls. De Senaat is verantwoordelijk voor de bouw en het onderhoud van de publieke gebouwen. Alle misdrijven die op het grondgebied van Italië worden gepleegd en die een openbaar onderzoek vergen, zoals verraad, samenzwering, vergiftiging of een andere moord met voorbedachten rade vallen onder de jurisdictie van de Senaat. Als een privé persoon of een van de Italiaanse bondgenoten een geschil aan Rome ter beslechting voorlegt, een boete wenst te zien opgelegd of om hulp of bescherming vraagt, dan is het de Senaat die bevoegd is.
Als het nodig is om een gezantschap te sturen buiten het Italiaanse territoir om oorlogvoerende partijen tot vrede te brengen of hen aan hun verplichtingen te herinneren, of soms om schattingen op te leggen of hun onderwerping te aanvaarden of uiteindelijk om hen de oorlog te verklaren, dan is ook dat een zaak voor de Senaat. Aangezien zij ook de buitenlandse ambassadeurs ontvangen en omdat de antwoorden die hun worden gegeven afhankelijk zijn van een senaatsbesluit, zou men de neiging hebben de staatsinrichting te zien als een complete aristocratie. Dat was ook doorgaans de opvatting van veel van de Griekse stadstaten en van veel koningen, want praktisch alle zaken die zij met Rome deden werden beslist door de Senaat. Maar de Volksvergadering is de enige bron voor eerbewijzen en straffen in Rome. Alleen de Volksvergadering beschikt over leven en dood en ook in de gevallen waar een boete wordt opgelegd, als die maar hoog genoeg is en vooral als de beschuldigde in kwestie hoge ambten heeft bekleed. De Volksvergadering beschikt over het toekennen van ambten aan wie daar voor in aanmerking komt, omdat die ambten de meest eervolle beloningen vormen voor civiele deugden. De Volksvergadering heeft de hoogste macht bij het geven of intrekken van wetten en het allerbelangrijkste: zij beslist over oorlog en vrede. En als voorstellen worden gedaan om bondgenootschappen aan te gaan, vijandelijkheden op te schorten of verdragen te sluiten, dan is het de Volksvergadering die de voorstellen aanvaardt of verwerpt. Zo is de machtsverdeling tussen de verschillende instituten in de staat.
Het is nu tijd om te laten zien hoe de verschillende instituten elkaar al naargelang hun keuze kunnen tegenwerken of ondersteunen. De consul, bijvoorbeeld, heeft het naar het schijnt, op grond van de hierboven beschreven bevoegdheden, helemaal voor het zeggen als hij leiding geeft aan een militaire expeditie. Toch kan hij niet zonder de steun van de Senaat en van de Volksvergadering. Zonder die steun kan hij zijn de taak niet tot een succesvol einde brengen. Het is immers duidelijk dat hij van tijd tot tijd bevoorrading nodig heeft voor zijn legioenen; maar zonder een daartoe strekkend besluit van de Senaat kan hij niet aan graan komen of aan kleding en betaling voor zijn troepen. Al zijn oorlogsplannen draaien op niets uit als de Senaat besloten heeft om het oorlogsgevaar te mijden of om hem een spaak in het wiel te steken. Verder, of een consul een onderneming tot succes kan brengen of niet hangt volledig af van de Senaat: die heeft de absolute bevoegdheid om aan het einde van het jaar een andere consul te sturen om hem te vervangen of om de bestaande consul in zijn commando te handhaven. En de Senaat kan besluiten aan de successen van een generaal eer en glorie toe te voegen of integendeel hun aanzien te verminderen en aan hun verdiensten afbreuk te doen. Belangrijke verdiensten worden in het zicht van de burgerij gebracht in een tastbare vorm door een triomftocht. Maar deze triomftochten kunnen niet worden gehouden met de nodige praal en soms zelfs helemaal niet worden gehouden zonder dat de Senaat het daar mee eens en de benodigde middelen ter beschikking stelt. Wat de Volksvergadering aangaat, de consuls kunnen niet anders dan haar te vriend te houden, hoever zij zich ook van huis bevinden. Het is, zoals gezegd, de Volksvergadering die de verdragen waarbij oorlog en vrede worden gesloten ratificeert of verwerpt en nog belangrijker: bij het neerleggen van hun ambt moeten de consuls verantwoording afleggen over hun doen en laten aan de Volksvergadering. Het is duidelijk dat de consuls er niet omheen kunnen op goede voet te blijven met zowel de Senaat als met de Volksvergadering Daarom, terwijl ieder van de verschillende staatsorganen het in haar macht heeft de anderen zowel bij te staan als dwars te zitten kan over het geheel van de bestuursorganisatie worden gezegd dat zij zo goed beveiligd is tegen ongelukken dat het moeilijk lijkt om een beter systeem te bedenken. Bij de vrees voor een gemeenschappelijk buitenlands gevaar dwingt de constitutie tot samenwerking en zorgt zij ervoor dat alle noodzakelijke maatregelen worden genomen en dat iedereen zich gezamenlijk concentreert op de onmiddellijke dreiging. Er is geen gevaar dat in geval van nood de juiste maatregelen achterwege blijven door onvoldoende alertheid. Zowel de overheid als geheel als iedere individuele burger zullen hun uiterste best doen om de gemeenschappelijk genomen besluiten in daden om te zetten.
De Romeinse overheid is om die reden, door de precieze vorm en de bijzondere aard van haar constitutie, zowel in staat om iedere aanval af te slaan als ieder gesteld doel te verwezenlijken. Maar nu dan de angst voor buitenlandse vijanden is geweken en de Romeinen in vrede leven en de vruchten van de overwinning genieten staan zij bloot aan de gevaren en verleidingen van de overvloed en het gemakkelijke leven. Zoals vaak gebeurt in zulke omstandigheden dreigt nu hybris en onregeerbaarheid. Daarom is het nu extra belangrijk om te zien of diezelfde constitutie ook opgewassen zal zijn tegen dit nieuwe gevaar. Tot nu toe is het steeds zo geweest: zodra een van de onderdelen van de staat de haar gestelde grenzen dreigt te overschrijden, wanneer zij onrust wekt en twisten veroorzaakt en een groter deel van de macht opeist dan de wet haar toekent, dan wordt duidelijk dat geen enkel deel op zich zelf een absolute macht heeft. Dan blijkt dat elk van hen uitsluitend bevoegdheden heeft die over en weer onder de controle van de andere onderdelen staan en dat het onderdeel dat te ambitieus wordt spoedig gedwongen zal worden zich aan de oude beperkingen te houden. Dan blijkt dat minachting of overheersing van de rest niet zal worden geduld. Zo zullen de verschillende onderdelen waaruit het gemene best is gevormd altijd gedwongen worden op hun eigen plaats te blijven: deels door de tegenwerking van de anderen en deels weerhouden van iedere poging, uit angst voor de autoriteit die door de wet boven hen is gesteld.’
[1] Polybius schrijft in +/- 140 BC, dus na de Punische oorlogen en voor de Romeinse burgeroorlogen.
alg.Een paar dagen geen nieuwe ” stukjes” van U kunnen lezen. Gaat het goed met U gezondheid ? Ik maak mij zorgen. m.vr.grt mlw