Ambtenaren, te veel en te weinig

Als er over ambtenaren en hun salarissen wordt gesproken, wordt vrijwel altijd alles op een hoop gegooid. Als leraren waar een tekort aan is een verhoging moeten krijgen om ze binnen boord te houden, dan geldt dat ook voor beleidsambtenaren op Sociale Zaken, vindt men daar. Van die laatsten hebben we er eerder te veel en er is in elk geval geen reden om die op dezelfde manier te behandelen als leraren.

Het aantal ambtenaren in Nederland bedroeg een paar jaar geleden nog ruim 900.000. Het zijn er nu  minder, voornamelijk  omdat een aantal overheidsinstellingen verzelfstandigd zijn en de werknemers daar niet meer als ambtenaren gelden

Dat op een corps van een dergelijk omvang toezicht kan worden gehouden door twintig bewindslieden en twee honderd vijf en twintig Kamerleden is een misvatting. Ook met behulp van een paar honderd hoge ambtenaren is toezicht op een apparaat van een dergelijk omvang een illusie. Het enige wat nog een beetje kan is de hele grote lijn in de gaten houden.
Daarom is het ook zo te betreuren dat men zich daar in Den Haag niet toe beperkt. De ongelooflijke details, waar Kamerleden zich regelmatig in verdiepen, hebben goed beschouwd niets met het bestuur van het land te maken. De bemoeienis daarmee is zinloos als niet tegelijkertijd aandacht kan worden gegeven aan al die andere details. De Kamer zou er voor moeten zorgen dat alleen de grote lijnen aan haar worden voorgelegd en dan bovendien op een manier dat ze rijp zijn voor een beslissing.
Waar ze vooral op moeten toezien in de regering en het parlement is op de kwaliteit van de ambtenaren. Dat kan onder meer door voor iedere soort de juiste opleidingseisen voor te schrijven en ook goed oog te houden op de aantallen die zich met iedere afzonderlijke taak bezig houden.
Door de chaotische manier waarop de overheid nu is georganiseerd is een afdoende toezicht eigenlijk niet mogelijk. Prioriteit nummer één is daarom de overheid zo te hervormen dat toezicht wel weer mogelijk is.
Dat kan naar mijn mening het beste gebeuren door eerst een lijst te maken van alle taken die door de overheid worden uitgevoerd of zouden moeten worden uitgevoerd. En vervolgens om bij die taken de afdelingen van de overheid te zoeken, die er zich mee bezig houden of zouden moeten bezig houden.
Waarschijnlijk blijkt dan bovendien dat er een behoorlijke overlap is. Dat met andere woorden sommige taken dubbel en overbodig gedaan worden. Aan de andere kant zijn er ook taken waarvan iedereen vindt dat ze bij de overheid thuis horen maar die ergens tussen wal en schip blijken te zijn gevallen.
De volgende stap in de reorganisatie zal dan zijn een behoorlijke ordening in de taken aan te brengen en bij iedere taak een geschikt uitvoerend bureau te creëren. Snel zal dan blijken dat voor sommige taken een ruim overschot aan ambtenaren voorradig is en er voor andere een tekort is.
De tekorten zullen waarschijnlijk op de terreinen te vinden zijn waar je bèta opgeleiden voor nodig hebt en de overschotten bij de sociologisch gevormde ambtenaren. Die overschotten moeten dan op non-actief worden gesteld en hun moet de kans geboden worden om omgeschoold te worden. Op de terreinen waar we tekort komen zullen we hogere salarissen moeten gaan betalen en om dat te kunnen financieren zal er op de andere ambtelijke salarissen gekort moeten worden. Waarschijnlijk zullen daarvoor wetten en misschien ook verdragen moeten worden aangepast. Dat korten op salarissen van minder bruikbare ambtenaren zal er toe leiden dat er van die kant minder aanbod komt en dat mes snijdt dan aan twee kanten.
Een en ander zal ook zijn weerslag hebben in het onderwijs. Er zal meer vraag komen naar bèta georiënteerd onderwijs en vakken als sociologie zullen eerder van het tableau worden geschrapt. Dat zal het onderwijs tegelijk goedkoper en efficiënter maken, vooral als men onder bèta georiënteerd in de eerste plaats wiskunde en informatica zal verstaan.
De wijzigingen, die beginnen op de universiteiten en hoge scholen, zullen doorwerken naar het middelbaar en lager onderwijs en op de duur zal Nederland daardoor een in alle opzichten beter soort onderwijs krijgen. Voor een aantal leerlingen, die dat niet bij kunnen benen, wordt dat lastig, maar als samenleving hebben we meer aan onderwijs dat over de hele linie uitstekend is, dan aan onderwijs waar iedere leerling iets van zijn gading vinden kan, ook al is die gading nutteloos.

Over akasdorp

gepensioneerd advocaat
Dit bericht werd geplaatst in Geen categorie. Bookmark de permalink .