Cetero censeo Carthaginem essse delendam.

Overigens ben ik van mening dat Carthago verwoest hoort te worden. Bij Plutarchus staat het er net even anders: Δοκεῖ δὲ μοι καὶ Καρχηδόνα μὴ εἰναι, het lijkt me beter als Carthago er niet meer is. Hoe dan ook, dat was de slotzin van iedere speech in de senaat van Rome die gehouden werd door Cato Maior, de wat knorrige voorouder van die andere Cato, die de aanslag pleegde op Julius Caesar.

Andere belangrijke Romeinen uit die tijd waren het er niet mee eens, omdat na de slag bij Zama er eigenlijk weinig meer te duchten was van deze tegenstander. Alleen het genie van Hannibal was het grote gevaar geweest voor Rome en toen de Carthaagse veldheer zijn evenknie had gevonden in Publius Cornelius Scipio Africanus Maior was het over en uit. Bovendien was de verwoesting in strijd met het gesloten vredesverdrag en dus met het internationale recht, waar men in Rome nogal aan hechtte.

Maar Cato besefte dat Rome langs de rand van de afgrond was gegaan. Carthago bestond nog en hij vond dat dit soort risico’s met het overleven van de stad Rome niet hoorde te worden genomen. En de voortdurende herhaling van dat zinnetje werkte op den duur.

Over akasdorp

gepensioneerd advocaat
Dit bericht werd geplaatst in geschiedenis, oudheid. Bookmark de permalink .