Het recht op belediging is progressief gekleurd.

Een journalist maakte in de Volkskrant een vergelijking tussen Wilders, die zijn aanhang opriep om minder, minder te roepen en de moordenaars bij de Charlie Hebdo. Die moordenaars en Wilders deugden geen van beiden, leek hij te willen zeggen. Ik vind een dergelijke opmerking in alle opzichten erger dan die van Wilders, maar geen officier van justitie die het in zijn hoofd zou halen om die journalist te vervolgen en terecht niet. Maar dat had de mensen duidelijk moeten maken dat het vervolgen van Wilders voor zijn uitlating een schandaal is, dat in een democratie niet te pas komt. Wat hij zegt is vaak onsmakelijk en ook opzettelijk onsmakelijk. Hij had het woord kopvoddentax  niet hoeven te gebruiken. In plaats daarvan had hij kunnen oproepen tot het nemen van maatregelen die het dragen van etnisch identificerende kleding verbiedt, in verband met de onnodige tegenstellingen die het oproept. Maar kopvoddentax spreekt zijn doelgroep wat duidelijker aan.

Met zo’n oproep hoef je het niet eens te zijn maar het is een legitiem onderwerp dat iemand aan de orde mag stellen. Hetzelfde geldt voor die oproep tot  ‘minder, minder’.

Als de tachtigjarige vader van Aboetaleb daar een bedreiging met uitzetting uit distilleert, dan is dat zijn zaak. Hij of zijn zoon hadden kunnen weten dat we hier niet in Algerije leven en geen tachtigjarigen uitzetten, die niets op hun geweten hebben.

Maar de ongeremde immigratie van moslims naar Europa is wel degelijk de grondoorzaak van de etnische spanningen die je hier nu ziet. Zolang Wilders niet oproept tot haat en geweld mag hij van mij zijn politieke opvattingen verkondigen. Maar daar denken de progressieven in ons land dus anders over.

Het lijkt me niet voor niets dat de Hoge Raad een arrest heeft gewezen waarbij hij in artikel 137c e.v. [1] Sr het aanzetten tot haat heeft uitgebreid tot aanzetten tot onverdraagzaamheid. Men wilde kennelijk van te voren duidelijk maken dat een veroordeling  van Wilders niet achterwege kon blijven alleen omdat hij tegen geweld en tegen het aanzetten tot haat is gekant. Het is moeilijk om iemand die zich zo duidelijk tegen haat en geweld keert zelf een haatzaaier te noemen maar onverdraagzaam is hij zeker.

Het gaat hier bij onze Hoge Raad om een rechterlijk college , dat een strafkamer heeft waarin, de laatste keer dat ik dat  heb opgezocht , uitsluitend sociaal democraten zaten en twee christen democraten die nadrukkelijk wilden laten weten dat zij A.R. waren en geen CDA.

Ik gun mensen het recht om socialist te zijn, al vind ik het behoorlijk dom. Maar dat ze andere mensen het recht niet willen laten om over maatschappelijke problemen anders te denken dan zij zelf, dat vind ik vooral slecht.

 

 

[1] Het beledigend uitlaten over een groep mensen op grond van hun ras (art. 137c)

– Het aanzetten tot haat tegen of discriminatie van of gewelddadig optreden tegen mensen vanwege hun ras (art. 137d)                                                                                         – Het openbaar maken van uitlatingen waarvan men weet of kan vermoeden dat ze voor een groep mensen wegens hun ras beledigend zijn, dan wel aanzetten tot haat of discriminatie (art. 137e)                                                                                                                – Het deelnemen aan of het verlenen van steun aan activiteiten gericht op discriminatie van mensen wegens hun ras (art. 137f)

 

Over akasdorp

gepensioneerd advocaat
Dit bericht werd geplaatst in allochtonen, strafrecht. Bookmark de permalink .