De crisis, mensen die er over gingen.

De topbankiers van Nederland legden verantwoording af tegenover de Commissie De Wit over de geldcrisis en hun collectieve naam was haas. De crisis had hun overvallen en zij hadden er niets aan kunnen doen. Het was over komen waaien uit het buitenland, uit Amerika met name, waar de overheid onvoldoende toezicht uitoefende.
De Kamercommissie, die de bankiers aan de tand probeerde te voelen slaagde daar opvallend niet in. De Kamerleden hadden zich onvoldoende voorbereid. Ze waren technisch niet van hetzelfde niveau als hun opponenten.
Hier volgen een paar vragen die niet gesteld werden en waar dus ook geen antwoorden op werden gegeven:
Zoudt U ons kunnen uitleggen wat er precies gebeurd is tijdens de crisis. Waarom kon U aan Uw collega-banken en Uw klanten opeens geen geld meer lenen? Waar was het geld opeens gebleven?
Als het, zoals U suggereert een gevolg is van de boekhoudregels die de wet en de toezichthouders U opleggen, zijn die regels dan verkeerd? Kunt U uitleggen waarom? Of als ze niet verkeerd zijn, wat heeft U dan verkeerd gedaan dat toepassing van de regels tot deze resultaten leidde?
De boekhoudregels brengen mee dat U een waardevermindering van Uw vorderingen en andere assets meteen in Uw boeken hoort te verwerken en dat houdt in dat Uw eigen vermogen daardoor vermindert en U Uw kredietverstrekking met een veelvoud van het vermogensverlies moet verminderen. Is wat U eigenlijk zegt dat de enorme multiple van kredietverstrekking t.a.v. Uw eigen vermogen de oorzaak is van de kredietcrisis?
Als U wist dat dit kon gebeuren, wat heeft U ieder apart en collectief dan gedaan om het te voorkomen?
Als U zegt dat dit niet te voorkomen was, concludeert U dan niet dat er een fundamentele fout zit in het systeem waarmee U werkt? Wilt U volhouden dat U daar geen verantwoordelijkheid voor draagt? Wie dan wel? De toezichthouders zegt U en de regelgevers?
De reactie van de Kamer had kunnen zijn: heren, we hebben U goed begrepen. Er zal iets fundamenteels in de regels en in het toezicht moeten gaan veranderen of in datgene waarop de regels en het toezicht van toepassing zijn en dat zal dan gevolgen hebben voor Uw functie. Daar kunt U zich in vinden? Dank U wel, U hoort van ons.
Men moet met teleurstelling vast stellen dat onze volksvertegenwoordiging en onze kranten te weinig begrip hebben van de werking van het financiële stelsel en dat onze economen niet in staat zijn gebleken het hun uit te leggen. Of dit ook geldt voor de bankiers die verhoord werden in de Kamer is niet helemaal duidelijk geworden. Daarvoor was de discussie met de Kamercommissie onvoldoende diepgravend, maar men moet vast stellen dat degenen die aan het woord geweest zijn er in elk geval geen blijk van hebben gegeven dat ze begrepen wat hun en ons overkomen is. Dat doet je toch huiveren voor de toekomst.
Kredietverlening is geldschepping. De totale hoeveelheid geld die in omloop is, is in principe gelijk aan de totale hoeveelheid goederen en diensten die er mee wordt betaald. Wordt het evenwicht verstoord doordat er meer geld in omloop komt of de omloopsnelheid van het geld verhoogd wordt dan herstelt het evenwicht zich doordat goederen en diensten duurder worden. En het werkt ook andersom. Als goederen en diensten duurder worden versnelt de geldstroom of komt er meer geld in omloop.
In de jaren vóór de crisis heeft dat duurder worden van goederen en diensten zich nogal selectief voorgedaan, waardoor het maar ten dele in de inflatiecijfers is terechtgekomen. De overheidsuitgaven namen internationaal spectaculair toe onder meer door de oorlogen in Irak en Afghanistan. Die oorlogen zijn gefinancierd met internationale kredieten. Verder zijn wereldwijd veel meer hypotheken en persoonlijk leningen verstrekt dan verantwoord was waardoor de huizenprijzen stegen en de consumptie per hoofd toenam. De consumptieprijzen, die voor een groot deel de inflatiecijfers bepalen waarmee overheden werken, bleven laag, door de toename van de productie in de lage lonenlanden in Azië. Er heeft een grote stijging van de geldhoeveelheid plaats gevonden die vooral is gaan zitten in consumptie gefinancierd met leningen aan consumenten, waarvoor geen zekerheid was gegeven en in de prijzen van onroerend goed, gefinancierd met te hoge hypotheken. Daarnaast ook in de financiering van derivaten, waar tegenwoordig meer geld in omgaat dan in de reële economie, een zorgelijke ontwikkeling. In de crisis bleek dat veel consumptieve leningen niet konden worden terugbetaald. De boekhoudvoorschriften voor banken brengen mee dat dan afwaardering van die leningen moet plaats vinden. Dat betekent tevens een vermindering van het eigen vermogen en een krimp in de kredietverlening. Het vertrouwen van de banken in elkaar valt weg en dat is de tweede reden dat de geldcirculatie stokt. Dat samen is de geld- en kredietcrisis.
Hypotheken zijn een vorm van middellang of lang krediet. Kredieten aan het bedrijfsleven zijn meestal kortlopend. Die laatste komen dus het eerste aan de beurt als er besloten moet worden om wel of niet te verlengen. Door de daling van het eigen vermogen van de banken, met andere woorden, nam de ruimte voor nieuw uit te geven kredieten aan het bedrijfsleven catastrofaal af, waardoor alleen de ondernemingen met grote liquiditeiten buiten de gevarenzone blijven. Dat was de echte crisis die volgde op de bankencrisis.
Overheden en consumenten hebben meer geconsumeerd dan zij uit inkomens en belastingopbrengsten konden financieren, dat blijft per saldo de oorzaak van de crisis. Er is daardoor een discrepantie ontstaan tussen de geldhoeveelheid en de beschikbare goederen en diensten. Dat had tot inflatie en hogere prijzen horen te leiden. Dat dit niet gebeurd is heeft twee oorzaken. De centrale banken hebben dit weten te voorkomen onder meer door de rente laag te houden en de banken vrij ongelimiteerd geld te lenen. De lage rentes blijken achteraf een van de oorzaken te zijn geweest van de crisis. Banken verdienen te weinig bij lage rentes en gaan grotere risico’s nemen. De enorme uitbreiding van de speculatieve handel in derivatives is met dit laag rentend geld gefaciliteerd.
Er blijkt geen vervangingsmiddel te zijn voor een gezonde geldpolitiek en voor een behoorlijke risicobewaking. Hoe moeten de regelgevers en toezichthouders daar nu voor zorgen? Daar zou de discussie over horen te gaan en niet over de bankiersbonussen. Dat is simpel, die bonussen worden afgeschaft als tegenprestatie van de banken voor de garanties die ze van de overheid krijgen, maar dat helpt maar een heel klein beetje. Het zijn niet de hoge inkomens van de bankiers maar de verkeerde incentives waar de bonussen maar een onderdeel van vormen. De banken en de financiële markten moeten grondig op de schop. Dat er sprake zou zijn van zelfreinigende werking binnen de financiële markten, dat is een mythe.

Over akasdorp

gepensioneerd advocaat
Dit bericht werd geplaatst in geld en economie. Bookmark de permalink .