Omgekeerde discriminatie.

Bij het dagblad Trouw, is een paar jaar geleden een journalist ontslagen, die zijn bronnen verzon. Het ging om iemand van Hindoestaanse afkomst.

Bij nader onderzoek bleek hij dat verzinnen al jaren te doen. Het was anderen bij de krant ook wel opgevallen dat hij over zijn bronnen altijd wat vaag was, maar men had zijn mond gehouden want het betrof hier een allochtoon.
Dat is een mooi voorbeeld van omgekeerde discriminatie[1]. Ik bedoel ermee het type gedrag dat je in Nederland veel tegenkomt en dat hieruit bestaat dat mensen hun spontane ethische reactie wantrouwen, omdat ze vooral niet tot de verachtelijke categorie van de racisten willen worden gerekend.
Ethische reacties zijn, zoals G.E. Moore een eeuw geleden heeft gesteld en zoals later door hersenonderzoek[2] is bewezen, spontaan, d.w.z. ze zijn niet tot iets anders te herleiden. Voor alle mensen die tot dezelfde samenleving behoren zijn ze ook min of meer hetzelfde. Dat houdt onder meer in dat iemand heel goed weet wanneer hij een ander op oneigenlijke gronden discrimineert maar ook wanneer iemand die tot een zielige categorie hoort zich onethisch gedraagt. Maar als hij eenmaal geleerd heeft dat spontane gevoel te wantrouwen, dan verdwijnt het als betrouwbare gids in ethische kwesties en krijg je vervolgens dat mensen binnen die samenleving elkaar de vreemdste verwijten gaan maken.
Ik heb de laatste dagen een discussie meegemaakt waarin dat verwarrende gedrag een rol speelde en ik wil daar nog eens op terug komen.

Het begon met een opmerking die ik maakte over asielzoekers in het stukje Dorpen en deelraden. De gewraakte zin was ‘Aan de andere kant zou je denken dat zoiets als het aantal inwoners van je dorp met drie vermenigvuldigen en dan ook nog met mensen die de taal niet spreken en die veel gewelddadiger zijn dan de gemiddelde Drenth, dat dat iets is waar je wel inspraak in zou willen hebben.
In de discussie die daarop volgde kwamen de volgende uitspraken voor.

Met opschorting van het oordeel bedoelde ik dat je ieder als individu dezelfde kans geeft, ondanks je eventuele (voor)oordeel over de groep waartoe hij behoort. Dat is soms misschien moeilijk, maar volgens mij wel de basis van een rechtvaardige samenleving.
Het is een vorm van opruiing, van het mobiliseren van gevoelens van burgers tegen een bepaalde bevolkingsgroep. Het werkt bovendien volstrekt contraproductief, want degenen die zich al los voelen staan van de Nederlandse samenleving zullen zich nog meer gemarginaliseerd voelen.
Ieder individu heeft hetzelfde recht om niet uit naam van zijn etniciteit beledigd te worden.
Het gaat mij erom dat u met uw wijze van reageren mensen over een kam neigt te scheren en dat dat in bepaalde gevallen dicht aanschuurt tegen stemmingmakerij.
Ik ben benieuwd wat u ervan zou vinden als Wilders had gevraagd ‘Willen jullie meer of minder joden in dit land?’ en vervolgens ‘Dan gaan we dat regelen’.
Natuurlijk moeten de problemen bespreekbaar zijn die kunnen ontstaan als er in zo’n klein dorp een asielzoekerscentrum wordt gevestigd, en kan het zijn dat zo’n dorp niet de meest geschikte locatie blijkt. Maar zo praat je toch niet over mensen? Ook al spreekt u over gemiddelden en niet over individuen, het is niettemin krenkend als er uit de losse pols zo over de groep waar je toe behoort wordt gesproken. Tot zover Mevrouw Leene.

Lees nu die oorspronkelijke opmerking van mij nog eens. Die is beslist niet krenkend bedoeld en geeft naar mijn mening vrij nauwkeurig weer hoe de mensen in het betreffende dorp reageerden op de komst van de asielzoekers en op het feit dat zij daar niet in gekend waren.
Dat staat dan los van de vraag hoe de groep asielzoekers in de praktijk zou zijn samengesteld, want dat wisten de dorpsbewoners toen nog niet. Ze wisten alleen dat het asielzoekers zouden zijn. De vraag die U zich moet stellen is mogen die dorpsbewoners zo reageren en mag iemand anders hun reactie op deze manier beschrijven. Ik meen dus van wel en ik vond de verwijten die ik daarover kreeg ten onrechte.
Van de andere kant is het beslist zo dat de vrouw die me de verwijten maakte subjectief te goeder trouw is en bovendien hoffelijk en in fraai Nederlands met me debatteerde. Ik ken haar niet persoonlijk maar ik ken wel veel mensen, waaronder naaste familieleden en vrienden die niet wezenlijk anders tegenover dit fenomeen staan.
In een discussie die ik een paar jaar geleden had met Drenth von Februar kwam iets dergelijks aan de orde. Toen ging het over de doodstraf, waarvan Patrick von Schie vond dat een debat over herinvoering aan de orde was. Ik verdedigde toen zijn recht om dat te zeggen en noemde de geslaagde pogingen van Von Februar en anderen om hem te mond te snoeren taboe-uitingen. ‘Het artikel van Marjolijn Februari in de Volkskrant is van al die taboe-uitingen nog het beste’, zei ik.

Maar net als Mevrouw Leene wilde Von Februar van een ethisch probleem aan haar kant niets weten.
Daan, die ik ken als een uitstekend jurist, reageert regelmatig op mijn stukjes en mengde zich ook in deze discussie, met name voor zover die ging over de zaak Wilders. Ook hij vond het gedrag van de Nederlandse elite, waar zowel mevrouw Leene als het Openbaar Ministerie en de strafkamer van de Hoge Raad der Nederlanden toe horen, onberispelijk en mijn afkeuring ongehoord.
Wie mijn stukjes met regelmaat leest weet dat ik lang niet alles wat Wilders zegt of doet bewonder, maar dat ik zijn recht verdedig om voor zijn achterban op te komen, zolang hij binnen de perken blijft van wat ethisch geoorloofd is. Tot die achterban reken ik voor het gemak in dit verband de bewoners van dat kleine Drentse dorpje.

Wat mij buitengewoon hindert is dat de juridische wereld in Nederland de grenzen van wat strafrechtelijk en ethisch geoorloofd is aan het oprekken is, zodat wat Wilders zegt als een overschrijding ervan kan worden gekwalificeerd.
De vrijheid van meningsuiting is per definitie de vrijheid van mensen met wie ik het niet eens ben en wat mijn juridische collega’s en Mevrouw Leene doen, is die vrijheid aantasten. Wat daarbij het ergste is, is dat zij dat zelf niet in de gaten lijken te hebben. De hypocrisie , een ondeugd waar Nederland meer onder te lijden heeft dan de meeste van onze buurlanden, krijgt vrij spel als het over Wilders gaat en over de paar miljoen gewone landgenoten, die niet tot de elite horen en die zich door die elite geminacht voelen.

[1] Als U er trouwens een beter woord voor weet, houd ik mij aanbevolen.

[2] Zie onder andere http://www.nrclux.nl/Wij-zijn-ons-brein-Dick-F-Swaab/nl

Over akasdorp

gepensioneerd advocaat
Dit bericht werd geplaatst in ethiek, maatschappelijk. Bookmark de permalink .