Juristen in de Hoge Raad.

In de vroege zestiger jaren van de vorige eeuw zaten er in de derde kamer van de Hoge Raad mensen zonder fiscale opleiding, terwijl die kamer toch niet alleen over onteigeningen ging maar ook over fiscale zaken. De fiscale wereld bestond toen nog in hoofdzaak[1] uit mensen die op de belastingacademie hadden gestudeerd. Dat verschafte geen meesterstitel, een vereiste om in de HR te worden benoemd.
In de derde kamer en trouwens in de hele Hoge Raad zaten toen in hoofdzaak civilisten en een enkele jurist met een publiekrechtelijke opleiding. Wel knappe juristen natuurlijk, maar in dat fiscale recht moesten ze toch bijgespijkerd worden als ze in de derde kamer werden benoemd. Dat gebeurde in een persoonlijke spoedcursus die ze van Geza Antal[2] in Leiden kregen of van Jan van Soest op de UvA. Twee knappe juristen, die allebei noten schreven bij de fiscale arresten van de HR. Het opmerkelijke was dat de nieuw benoemde raadsheren dan vrijwel onmiddellijk voortreffelijke arresten wezen in dat nieuwe vak. Dit in tegenstelling tot de strafrechters die twintig jaar later opeens een stortvloed van fiscale strafzaken te verwerken kregen. Die bakten er in het algemeen heel weinig van.
Geert Corstens, oud president van de Hoge Raad, is afkomstig uit het strafrecht en hij is de auteur van een bekend studieboek voor strafrecht en strafprocesrecht. De kwaliteit van een dergelijk boek kan men het beste beoordelen aan de inleidingen en het eerste hoofdstuk. Daarin zet de auteur uiteen waarvoor het strafrecht dient en waarin het afwijkt van andere onderdelen van het recht.
In het boek van Corstens is het wat worstelen om door dat eerste hoofdstuk heen te komen. Hij ziet het strafrecht in tegenstelling tot bestuursrecht en burgerlijk recht niet als bedoeld om onrecht te herstellen maar om aan overtreders leed toe te brengen met als doel dat herhaling zal worden voorkomen.
Vroeger noemde men dat de speciale preventie. Als we nu één ervaring hebben opgedaan met het strafrecht, dan is het dat speciale preventie niet blijkt te werken. Er is geen aantoonbaar verband tussen aard en omvang van de straf en de recidive. Niet voor niets hebben een generatie geleden een aantal bekende strafrechtgeleerden zoals Bianchi van de VU en Hulsman in Rotterdam gepleit voor het afschaffen van het strafrecht. Het strafrecht deed niet wat zij graag wilden dat het deed. Als U geïnteresseerd bent kunt U het bij Wikipedia nakijken onder het lemma Abolitionisme[3]. En als U wil weten wat ik persoonlijk over de functie van het strafrecht denk, dan moet U maar elders kijken op deze site. Daar zijn flink wat stukjes aan geweid. Abolitionisme staat in dit verband niet voor de afschaffing van de slavernij dus, maar voor de opvattingen over het strafrecht van mensen als Hulsman en Bianchi.
Corstens deelt geloof ik de opvatting van Hulsman niet. Hij praat er wat omheen maar zonder dat hij met een duidelijk verhaal komt van wat het strafrecht dan wel zou kunnen doen in de samenleving. Hij vindt hoe dan ook dat strafrechters met respect horen te worden behandeld en dat dit niet altijd het geval meer is tegenwoordig.

Bij gelegenheid van de wraking in het proces Wilders I liet Corstens zich uitnodigen door het TV programma Buitenhof, waar hij voor het doen van dat beleefde programma vrij stevig ondervraagd werd. Als U een indruk wilt krijgen hoe de HR werd voorgezeten sinds het vertrek van Willibrord Davids en voor dat Maarten Feteris het roer daar overnam, moet U daar maar eens naar kijken.
De reden dat een strafrecht jurist tot voorzitter werd benoemd zal wel samenhangen met het gegeven dat het overgrote deel van de workload van de Hoge Raad tegenwoordig bestaat uit hoogst oninteressante strafzaken. Strafrechtjuristen zijn over het algemeen niet de beste juristen die je vinden kunt, al wil daarmee niets kwaads gezegd zijn over Corstens en zijn vriend Buruma. De beste juristen zijn in het algemeen toch de civilisten en tegenwoordig ook wel de fiscalisten, want die bemoeien zich met de twee lastigste terreinen van het recht.
Hij moest voorzichtig zijn met wat hij zei, meende de president, want de zaak Wilders kon immers nog bij zijn college terecht komen. Dat dit een goede reden zou kunnen zijn geweest om helemaal niet in het openbaar op te treden, omdat er allerlei zaken nog bij hem terecht zouden kunnen komen, was de president kennelijk niet ingevallen. Hij zei dat hij het nodig vond om namens zijn Raad op te treden en deed dat dan ook. Vooral om te zeggen dat politici zich niet met rechtszaken moesten bemoeien maar hij vond kennelijk niet dat omgekeerd rechters ook de politiek niet horen te hinderen bij de uitoefening van haar staatsrechtelijke taak.

[1]
Er waren in Nederland wel twee postdoctorale opleidingen belastingrecht die op het zelfde niveau stonden als de belastingacademie en die een academische titel impliceerden: men moest die titel immers al hebben voor men aan de opleiding begon. Maar kwantitatief stelden die opleidingen weinig voor.
[2]
Eigenlijk heette hij Kornél Vilmos Antal de Felsögeller en was Antal alleen maar een van zijn voornamen, maar de man was bescheiden en liep niet met zijn buitenlandse titel te koop.
[3]
Zie bijvoorbeeld Herman Bianchi, René van Swaaningen, Elisabeth Barker e.a. Abolitionism: towards a non-repressive approach to crime : proceedings of the second international conference on prison abolition, Amsterdam 1985, Free University Press, Amsterdam (1986) ISBN 90-6256-179-9

Over akasdorp

gepensioneerd advocaat
Dit bericht werd geplaatst in recht, staatsrecht, strafrecht, zo maar wat. Bookmark de permalink .