Het tweede proces Wilders.

Veel mensen hebben zich afgevraagd hoe het O.M. op het idee is kunnen komen om een tweede proces Wilders aan te spannen nadat het eerste zo’n faliekante mislukking is geworden. Misschien was dat wel precies de reden. De rechterlijke macht en het Nederlandse overheid hebben in het eerste proces te kijk gestaan als slechte verliezers en als machthebbers met weinig gevoel voor democratische waarden, zoals de vrijheid van menings uiting en de scheiding der machten.
Wilders uitte als Kamerlid de soort kritiek op de moslim migranten in ons land die onder de gewone bevolking gemeengoed is en die het establishment met alle macht probeert onder de tafel te schuiven. Als het OM het tweede proces zou weten te winnen dan is – in hun eigen ogen tenminste – die kritiek op een of andere manier weerlegd. Niet in de ogen van de bevolking, ben ik bang. Die zal het opnieuw ondervinden als een onduldbaar misbruik van macht.
Maar met de kritiek van de bevolking zit onze overheid niet erg. Die wordt als populistisch afgedaan. Zelfs als Wilders met zijn partij een meerderheid zou krijgen in de Tweede Kamer zou de overheid bij haar overtuiging blijven dat zij het beter weet dan het volk waaraan zij haar macht ontleent.
Ik ben nog geen normaal mens tegengekomen die uit de woorden ‘wilt U meer of minder Marokkanen in Nederland?’ en toen het antwoord luidde minder, minder, ‘dan gaan we daarvoor zorgen’ een belediging heeft kunnen distilleren. Beledigen is het opzettelijk aantasten van iemands eer of goede naam. Artikel 266 tweede SR lid luidt:
Niet als eenvoudige belediging strafbaar zijn gedragingen die ertoe strekken een oordeel te geven over de behartiging van openbare belangen, en die er niet op zijn gericht ook in ander opzicht of zwaarder te grieven dan uit die strekking voortvloeit.
Wilders was op de avond van de verkiezingen bezig met het behartigen van openbare belangen, te weten het verminderen van het aantal Marokkanen die een percentage criminaliteit vertonen van meer dan 50%. De bestrijding van criminaliteit en het verbeteren van de veiligheid op straat lijkt mij prioriteit nummer 1 van iedere overheid en bovendien een taak waarin diezelfde overheid die nu Wilders vervolgt verwijtbaar is te kort geschoten.
Misschien is het goed om nog eens terug te kijken op het verloop van het eerste proces Wilders. IK schreef eerder het volgende.
In de Volkskrant van 27/4/11 nam iemand de raadsman in het Wildersproces de maat. Moszkowicz vond hij maar een egotripper, en de raadsman zou volgens hem het procesbelang van zijn cliënt op de eerste plaats hebben moeten stellen in plaats van zijn eigen reputatie.
Dat Moszkowicz een egotripper is zal zeker waar zijn, dat is nu eenmaal een eigenschap van veel strafpleiters en van veel andere BN’ers ook trouwens, maar of dat in dit proces de belangen van zijn cliënt heeft schaadt is een andere vraag.
Waar M. kennelijk mee bezig was, was te proberen het proces zelf onderuit te halen. Hij wilde via de publieke opinie de rechters overtuigen dat het proces nooit gevoerd had moeten worden en mikte technisch gesproken in wezen niet op vrijspraak maar op ontslag van rechtsvervolging.
Het getuigenverhoor over dat etentje had niets met een mogelijke bewijsvoering in het Wildersproces van doen. Het diende om Schalken te diskwalificeren en dat is zichtbaar gelukt. In de ogen van het publiek is die man sinds die affaire een non-valeur. Hij beroemde er zich op dat hij hoogst persoonlijk de uitspraak had geschreven, als gevolg waarvan het O.M. – toen nog – tegen heug en meug aan de vervolging moest beginnen.
Aan iemand die nog als getuige zou worden opgeroepen in het proces wilde hij uitleggen waarom het zo´n goede uitspraak was geweest en waarom een fatsoenlijk mens zich niet met Wilders zou horen in te laten. Niet alleen voor aanhangers van Wilders was dit onbehoorlijk gedrag. Ook voor veel mensen uit de juridische wereld die nooit op Wilders zouden stemmen was het schokkend om deze rechter mee te maken.
Dat zulke taferelen als het etentje van Schalken rechters beïnvloeden is een feit, maar het werkt indirect. Het zou in dit geval heel goed hebben gekund dat Wilders alsnog was veroordeeld. Tot een boete bijvoorbeeld die hem dan waarschijnlijk minder gekost had dan de rekening die hij van M. gekregen heeft voor het getuigenverhoor van Schalken.
Alleen, de voorbeeldwerking van een veroordeling was door de affaire Schalken tot nul gereduceerd. Wilders was rustig doorgegaan met te doen waarvoor hij terecht stond en geen Hof , zou je denken, dat nog een tweede keer zijn vervolging had gelast.
De Nederlandse rechtspraak heeft schade opgelopen door het proces Wilders en door het optreden daarin van Moszkowicz, maar de verantwoordelijkheid lag eerder bij Schalken dan bij de raadsman. De Amsterdamse deken Germ Kemper heeft toen zijn ongerustheid uitgesproken en voorzichtige kritiek op M. geuit. Of wat M. deed beroepstechnisch geoorloofd is, of het met name in overeenstemming is met de eed van de advocaat om eerbied te tonen tegenover de rechterlijke macht (artikel 3(2) Advocatenwet), dat lijkt mij een terechte vraag, maar dat zijn aanval op Schalken in het belang van zijn cliënt was kan hij zeker volhouden. En doen wat in het belang van de cliënt is, is een beroepsplicht van een advocaat. Rechters hebben daar in het algemeen wel begrip voor trouwens.
Als ik de raadsman geweest was in deze zaak zou ik gepleit hebben dat Wilders mocht zeggen wat hij gezegd heeft, omdat mij dat in het belang van Wilders als politicus had geleken. Ik had er daarbij de nadruk op gelegd dat hij als politicus terecht stond en dat het een principiële zaak was waarbij de scheiding der machten aan de orde was. Ik had gepleit dat de betrokken wetsartikelen tegenover politici restrictief behoren te worden uitgelegd en daarom heel anders dan het Hof dat in zijn ongelukkige uitspraak heeft gedaan. Maar dat M. en zijn cliënt tot de conclusie zijn gekomen dat de door hen gekozen weg kansrijker en politiek per saldo veiliger was, dat kan ik me voorstellen. Tot zover mijn eerder stukje.
Ik was er indertijd van overtuigd dat het OM en de rechterlijke macht nooit meer zo´n fout zouden maken als in het eerste proces Wilders, maar ik heb me daarop verkeken. Formeel is dit geen schending van het ne bis in idem adagium maar in werkelijkheid natuurlijk wel. Wilders vindt de toestroom van moslims in Nederland een gevaar voor onze samenleving en als politicus heeft hij niet alleen het recht maar ook de plicht de opvattingen waarop hij in het parlement is gekozen in de openbaarheid uit te dragen. Dat hoort hij niet onnodig krenkend te doen en daarom vond ik die kopvodden tax indertijd foute boel. Maar niemand kan volhouden dat ´daar gaan we dan voor zorgen´ daadwerkelijk onnodig grievend is. Dat lijkt me onzin!

Over akasdorp

gepensioneerd advocaat
Dit bericht werd geplaatst in overheid, politiek, strafrecht. Bookmark de permalink .