Het leerstuk van het onrechtmatig verkregen bewijs.

Sander van Walsum had het in de Volkskrant[1] over de verdediging van de advocaten Anker en van der Goot, die Robert M. wilden zien vrijgelaten. Ze hadden vrijspraak gepleit omdat het belangrijkste bewijs tegen hun cliënt onrechtmatig zou zijn verkregen, een vaker gehoord pleidooi in dit soort zaken. Dit formele verweer strookt niet met het rechtsgevoel, meende Van Walsum, zelfs niet voor wie ruimhartig het recht op bijstand van de verdachte onderschrijft[2].

Het is te hopen, vervolgde hij, dat de rechter dit pleidooi naast zich neer zal leggen, maar het publiek moet het pleidooi tot vrijspraak toch maar slikken. Dat is nu eenmaal het werk van advocaten.

Het is jammer dat de Volkskrant de gelegenheid niet heeft aangegrepen om het publiek hier uit te leggen hoe het nu precies zit met dit onrechtmatig verkregen bewijs en waarom dit zou moeten leiden tot vrijspraak van een verdachte, ook al staat vast dat hij heeft gedaan wat hem ten laste is gelegd.

Het leerstuk is niet verzonnen door Nederlandse advocaten. Het is komen overwaaien uit het Angelsaksische recht, waar de aanspraak  van een verdachte op een fair trial als een aspect van de mensenrechten wordt beschouwd. Dat aspect  vindt men overigens niet als zodanig terug in de mensenrechtenverdragen als EVRM[3]. Dat  bevat geen specifieke bepaling over het leerstuk van het onrechtmatig verkregen bewijs[4].

Logisch is het natuurlijk allerminst dat een fout die bij het opsporingsonderzoek of in de vervolging is gemaakt tot vrijspraak of tot ontslag van rechtsvervolging leidt. Fouten van officieren en politiemensen horen tuchtrechtelijk te worden afgestraft of als ze zeer ernstig zijn  arbeidsrechtelijk of desnoods strafrechtelijk. Een gebrek aan fairness in de procesgang kan niet worden gecompenseerd door de verdachte geen of minder straf te geven dan hem op grond van de vastgestelde feiten toekomt..

Dat een onrechtmatigheid in het bewijs het schrappen van de vervolging dan wel vermindering van straf ten gevolge kan hebben is goed beschouwd een rechtsgebrek. Rechters passen het leerstuk gelukkig tegenwoordig niet meer zo ongeclausuleerd toe als vroeger, maar een rechtsgebrek blijft het. Er moeten betere middelen zijn om onwetmatig optreden van de vervolging in een strafzaak te voorkomen

Het is in ons rechtssysteem de taak van de wetgever en niet van de rechter om een einde te maken aan rechtsgebreken. Daarvoor is het nodig dat de gemeenschap van de betrokken procesjuristen, de advocaten, de rechters en het openbaar  ministerie, die samen het strafrecht bedienen,  het probleem in hun vakbladen uitdiscussiëren en alternatieven voorstellen.

 

[1] op 18/4/12

[2] Dat van Walsum ook wel eens anders denkt over  de rechten van verdachten kunt U lezen in Kranten en Strafrecht, op deze site.

[3] Artikel 6 EVRM

Bij het vaststellen van zijn burgerlijke rechten en verplichtingen of bij het bepalen van de gegrondheid van een tegen hem ingestelde vervolging heeft een ieder recht op een eerlijke en openbare behandeling van zijn zaak, binnen een redelijke termijn, door een onafhankelijk en onpartijdig gerecht dat bij de wet is ingesteld. De uitspraak moet in het openbaar worden gewezen maar de toegang tot de rechtszaal kan aan de pers en het publiek worden ontzegd, gedurende de gehele terechtzitting of een deel daarvan, in het belang van de goede zeden, van de openbare orde of nationale veiligheid in een democratische samenleving, wanneer de belangen van minderjarigen of de bescherming van het privéleven van procespartijen dit eisen of, in die mate als door de rechter onder bijzondere omstandigheden strikt noodzakelijk wordt geoordeeld, wanneer de openbaarheid de belangen van een behoorlijke rechtspleging zou schaden.

Een ieder tegen wie een vervolging is ingesteld, wordt voor onschuldig gehouden totdat zijn schuld in rechte is komen vast te staan.

Een ieder tegen wie een vervolging is ingesteld, heeft in het bijzonder de volgende rechten:

  1. onverwijld, in een taal die hij verstaat en in bijzonderheden, op de hoogte te worden gesteld van de aard en de reden van de tegen hem ingebrachte beschuldiging;
  2. te beschikken over de tijd en faciliteiten die nodig zijn voor de voorbereiding van zijn verdediging;
  3. zich zelf te verdedigen of daarbij de bijstand te hebben van een raadsman naar eigen keuze of, indien hij niet over voldoende middelen beschikt om een raadsman te bekostigen, kosteloos door een toegevoegd advocaat te kunnen worden bijgestaan, indien de belangen van een behoorlijke rechtspleging dit eisen;
  4. de getuigen à charge te ondervragen of doen ondervragen en het oproepen en de ondervraging van getuigen à décharge te doen geschieden onder dezelfde voorwaarden als het geval is met de getuigen à charge;
  5. zich kosteloos te doen bijstaan door een tolk, indien hij de taal, die ter terechtzitting wordt gebezigd niet verstaat of niet spreekt.

[4] Zie ook Onrechtmatig Verkregen Bewijs van H. Kaptein  ISBN 19789069163604

Over akasdorp

gepensioneerd advocaat
Dit bericht werd geplaatst in strafrecht en criminologie. Bookmark de permalink .