Homerus en Shakespeare lijken op elkaar. Het waren beiden verzenmakers. Geen van beiden heeft ooit al die prachtige verhalen bedacht die aan hun toegeschreven worden, maar ze hebben ze wel op vers gezet op een manier die de terechte bewondering van de hele toenmalige wereld kreeg.
Van Shakespeare weten we dat allemaal wat nauwkeuriger dan van Homerus, maar de gelijkenis tussen die twee is zo opvallend dat het ook voor Homerus moet hebben gegolden, dat zijn grote kracht lag in het op vers zetten van verhalen die anderen hem hadden aangedragen.
Shakespeare kwam uit Stratford, een klein stadje op het platte land in Warwickshire. Hij ging naar Londen om het toneel vak te leren. Niet het acteren meteen, maar de organisatie van een toneelgroep en het beheer van een theater. Hij was homofiel, wat in die tijd iets was dat je verborgen hield. Maar híj kwam terecht in een club van heel welgestelde homofielen. Die leverde hem ook de verhalen waar hij teksten voor acteurs van maakte. Dat hij zo goed verzen maken kon, was meegenomen, maar het was nooit meer dan een onderdeel van zijn dagelijkse werk. Producties op de planken krijgen, daar ging het om en ook daar was hij goed in.
Voor zijn welgestelde supporters waren de toneelstukken een middel om hun ideeën te verspreiden. Kranten en andere media waren er nog niet. Voetbal en andere publiekssporten waren er ook niet. Wie uit wilde gaan en belangstelling had voor wat er gedacht en gedaan werd in Engeland, was aangewezen op het toneel.
Shakespeare heeft daarvan geprofiteerd, maar omgekeerd hebben wij er de fraaiste producten van de West-Europese literatuur aan overgehouden.