Sinds ik vijftig jaar geleden door mijn beide hoogleraren aan de UvA de praktijk werd ingestuurd, om wat ervaring op te doen, verdien ik meer geld dan ik opmaak. Ik ben intussen al weer zo‘n jaar of twintig met pensioen en ik leef nog steeds van al dat geld dat ik toen niet heb uitgegeven. Ik kan me een wat onverschillige houding t.a.v. geld wel permitteren.
Daarbij komt dat ik een zoon heb die heel ordelijk is en precies. Ik voer officieel het bewind over de nalatenschap van mijn vrouw, maar hij doet het in feite en het vermogentje, dat ik ergens apart had gezet, als appel voor de dorst, doet hij er met de linkerhand bij.
De afgelopen week was deze jongste zoon in Kazachstan om daar een lezing te geven en erna een weekje vakantie te houden. De zorg voor mij had hij overgedragen aan zijn oudste broer Willem, die trouw iedere dag even kwam kijken hoe het er mee ging. Best goed, vond ik zelf, maar het was een mooie gelegenheid om over allerlei onderwerpen weer eens bij te kletsen.
Willem is kernfysicus en gold onder zijn studiegenoten als een opkomend talent. Maar in plaats van zich in de wetenschap te gooien, gooide hij zich in zijn gezin. Hij is zelf niet godsdienstig, maar zijn vrouw wel en jaren lang was hij op haar verzoek steun en toeverlaat voor de Dominicuskerk, een oecumenische gemeenschap met hoofdzakelijk katholieke leden. Zo nu en dan kom ik iemand tegen die mijn naam kent van vroeger, maar er zijn er meer die de naam van Willem iets zegt, of die van Aute, mijn jongste zoon. Zo hoort het natuurlijk ook. Ik ben verleden tijd, maar mijn kinderen staan midden in het leven.