Op de officiële site van de Raad voor de Rechtspraak kan men lezen hoe de geografische indeling van de rechterlijke macht er tegenwoordig uit ziet. En ook, zij het heel in het kort, wat de reden was om de vroegere organisatie te veranderen, n.l. ‘om ervoor te zorgen, dat de rechtspraak in de toekomst de kwaliteit op peil kan houden en slagvaardig kan blijven’.
Daarvoor was het nodig dat de indeling van werkgebieden voor de gerechten werd aangepast. Deze nieuwe gebiedsindeling van de Rechtspraak is geregeld in de wet Herziening Gerechtelijke Kaart (HGK). De 19 oude rechtbanken werden per 1 januari 2013 samengevoegd tot 10 nieuwe. Het aantal gerechtshoven is van 5 naar 4 gegaan: de gerechtshoven Arnhem en Leeuwarden zijn gefuseerd. Per 1 april 2013 is rechtbank Oost-Nederland alsnog gesplitst in de rechtbanken Overijssel en Gelderland. Nu zijn er dus 11 rechtbanken, waar er vroeger 18 waren. Dat zijn de navolgende.
- Amsterdam (Amsterdam)
- Den Haag (Den Haag, Gouda, Leiden)
- Limburg (Maastricht, Roermond)
- Midden-Nederland (Almere, Amersfoort, Lelystad, Utrecht)
- Noord-Holland (Alkmaar, Haarlem, Haarlemmermeer, Zaanstad)
- Noord-Nederland (Assen, Groningen, Leeuwarden)
- Oost-Brabant (Eindhoven, ‘s-Hertogenbosch)
- Gelderland (Arnhem en Zutphen)
- Overijssel (Zwolle en Almelo)
- Rotterdam (Dordrecht, Rotterdam)
- Zeeland-West-Brabant (Bergen op Zoom, Breda, Middelburg, Tilburg).
Daarnaast zijn er vier ressorten of gerechtshoven gekomen, te weten
- Amsterdam
- Arnhem-Leeuwarden
- ‘s-‘s-Hertogenbosch
- Den Haag
De memorie van toelichting bij de wet geeft iets uitvoeriger informatie, waaruit ik citeer:
De wet draagt bij aan de verbetering van kwaliteit op drie hoofdonderdelen; de kwaliteit en toegankelijkheid van het primaire proces (de rechtspraak) en – mede in de sleutel daarvan – de kwaliteit van bestuur en de kwaliteit van de bedrijfsvoering.
De wet verstevigt ook de bestuurlijke inrichting van de rechtbanken en gerechtshoven en maakt de weg vrij voor krachtigere en kleinere gerechtsbesturen. Voor het openbaar ministerie betekent het wetsvoorstel onder meer een vermindering van het aantal arrondissementsparketten tot tien. Het kleinere aantal arrondissementsparketten – en daarmee dus de komst van grotere parketten – sluit aan op de regio-indeling die het openbaar ministerie sinds enige tijd hanteert. Dit wetsvoorstel voorziet verder in de samenvoeging van de afzonderlijke ressortparketten tot één (landelijk) ressortparket.
Het wetsvoorstel ligt in het verlengde van het debat tussen regering en Kamer dat in de volgende Kamerstukken is terug te vinden Kamerstukken II 2007/08, 29 279 en 31 200 VI, nr. 64; Handelingen II 2007/08, blz. 2425-2427.
Bij zowel de zittende als de staande magistratuur is sprake van steeds meer differentiatie van het zaken aanbod en een toenemende behoefte aan specialisatie en concentratie. Kleinere gerechten en parketten zijn in toenemende mate kwetsbaar geworden in het primaire proces en in de bedrijfsvoering. Specialisatie en het oplossen van capaciteitsproblemen bij de verdeling van zaken kunnen dan op een adequaat schaalniveau worden georganiseerd. Hoewel schaalvergroting op het eerste gezicht de indruk kan wekken dat de rechtspraak op grotere afstand van de burger wordt gezet, is het tegendeel het geval. De spankracht van grotere gerechten maakt het juist mogelijk om meer maatwerk te leveren en meer deskundigheden op te bouwen en daarmee dus de toegankelijkheid van rechtspraak te verbeteren. Eerder is deze operatie dan ook gekarakteriseerd met het motto “grootschalig organiseren en kleinschalig werken”. Ook het huidige kabinet ziet herziening van de gerechtelijke kaart als een belangrijke voorwaarde om tot verbeteringen te komen in de justitiële keten. Zowel de rechtzoekenden als degenen die beroepsmatig betrokken zijn bij de rechterlijke organisatie zijn daarbij gebaat.
Daarbij is de herziening van de gerechtelijke kaart geen doel op zichzelf. Terecht is vanuit de rechtspraak opgemerkt dat deze herziening onderdeel is van een permanent proces waarin het optimaliseren van de kwaliteit van rechtspraak centraal staat.
De verdeling van zaken over de rechtspraak locaties binnen het arrondissement c.q. ressort is primair een verantwoordelijkheid van de rechtspraak. Naarmate rechtsgebieden een grotere omvang krijgen, wordt de vraag waar welke soorten zaken worden behandeld echter wel pregnanter. Hierbij moet met veel belangen rekening worden gehouden: niet alleen de belangen van de rechtspraak zelf, maar ook met die van direct betrokkenen als het openbaar ministerie, de advocatuur, gerechtsdeurwaarders, het lokale bestuur, de reclassering, de jeugdzorg en de politie.
De geografische ligging van gebieden, culturele samenhang, overeenkomsten in criminaliteitsbeeld, economische bedrijvigheid, de bestuurlijke omgeving (daaronder begrepen lokale verankering van rechtspraak en openbaar ministerie), kwantitatieve vergelijkingen (zoals bevolkingsaantallen), effecten op interne en externe sturing, kwetsbaarheid van specialismen en voorziene reorganisatiekosten. Overigens moet ook bij een indeling als hier voorgesteld worden bedacht dat elke territoriale indeling als zodanig tot op zekere hoogte arbitrair is.
Als U vindt dat dit vooral ambtelijke bla is, waar bitter weinig informatie uit te halen valt, dan hebt U wat mij betreft gelijk. De toelichting gaat zo nog eindeloos door maar eigenlijk staat er ook verder niets substantieels in. Het is duidelijk dat een paar rechtbanken en hun kantons wat te klein waren en dat had kunnen worden gerepareerd door ze op te heffen of door ze organisatorisch en bestuurlijk te laten samenwerken met andere. Maar wat er nu gewonnen wordt door, om een voorbeeld te geven, de arrondissementen Maastricht en Roermond op te heffen en in hun plaats een rechtbank Limburg te installeren met twee locaties, te weten Roermond en Maastricht, dat ontgaat me. Men had ook personele unie kunnen maken van de twee besturen.
Het enige wat ik er als verbetering in heb kunnen lezen is dat het nu bestuur kleiner en slagvaardiger kan worden. Dat houdt onder meer in denk ik, dat zo’n bestuur zich minder aan hoort te trekken van wat er op centraal niveau aan beleid wordt bedacht. Dat kunnen ze, nu ze groter zijn, ook zelf. Dat was immers een van de redenen voor de reorganisatie. Van die nieuwe slagvaardigheid en onafhankelijkheid blijkt wel iets uit de affaire van de Gelders-Limburgse auto met chauffeur. Het driehoofdige bestuur van de nieuwe rechtbank Limburg had besloten dat twee van de drie leden, die in Gelderland woonachtig zijn, voor hun woon werkverkeer een gezamenlijke auto met chauffeur ter beschikking kregen. Joep Dohmen schrijft daarover het volgende. De president van de rechtbank Limburg en een collega blijven, ondanks een negatief advies van de Raad voor de rechtspraak, gebruik maken van een dienstauto met chauffeur voor hun woon-werkverkeer. Dat meldt NRC Handelsblad vandaag. De Raad concludeerde in een advies van 13 maart vorig jaar dat “niet goed [kan] worden uitgelegd” dat op kosten van de rechtbank een chauffeur tussen Gelderland en Limburg rijdt om het duo op te halen en terug te brengen.
De Raad, het overkoepelend bestuur van de rechtspraak, vindt dat er geen zodanige omstandigheden zijn, waardoor het gebruik van een auto met chauffeur “kan worden gerechtvaardigd”. De Raad vindt dat president Peter Pulles en zijn collega-bestuurder Fred van Gulik zelf naar hun nieuwe functies hebben gesolliciteerd en die hebben aanvaard “wetende dat de respectieve woonplaatsen niet zijn gelegen in het werkgebied van de rechtbank Limburg en dat de reistijden, zowel per auto als per openbaar vervoer, aanzienlijk zijn.”
Hoewel het samen reizen van de bestuurders in één auto met chauffeur “een creatieve oplossing” is, zijn volgens de Raad de kosten per jaar nog steeds “aanzienlijk hoger dan bijvoorbeeld een pied-à-terre” (bij de werkplek) “voor elk van de bestuursleden.” De Raad zegt het te betreuren dat de rechtbank pas het wettelijk verplichte advies heeft gevraagd nádat het gebruik van de dienstauto met chauffeur al was begonnen.
De rechtbank volgde het advies niet en ook een negatief advies van de ondernemingsraad leidde niet tot het terugdraaien van het besluit. De rechtbank wijkt daarmee af van richtlijnen van de Raad, die uitgaan van soberheid bij het toekennen van voorzieningen. Volgens het derde lid van het rechtbankbestuur, plaatsvervangend-president Leo Gruiters, kostte het vervoer[1] 66.500 euro per jaar. Hij benadrukt dat zijn twee collega’s niet betrokken waren bij het besluit, en dat hij zelf heeft besloten het advies niet te volgen. Gruiters:
“Men wilde goede mensen hebben en daar is iets tegenover gesteld. Voordeel is dat ze in de auto kunnen overleggen en doorwerken. Met het openbaar vervoer is het niet te bereizen. Vanuit Angerlo in Gelderland is het drie uur per trein. Een pied-à-terre, OV-kaart eerste klas en andere uitgaven hadden het maar iets goedkoper gemaakt. Ik moet wel toegeven dat ik de mogelijke imagoschade onvoldoende heb betrokken in mijn afwegingen.”
Wie het even googelt en ziet wat de afstanden zijn, komt tot het inzicht dat de auto met chauffeur de reistijd met de helft bekort zonder dat, zoals het geval zou zijn wanneer de beide heren zelf zouden rijden, er drie uur werktijd per werkdag ingeleverd zou moeten worden.
Er is kennelijk geen voorschrift dat een rechtbankbestuurder, zoals een burgemeester, moet wonen in of bij de plaats waar hij werkt. Eenmaal aangenomen als bestuurder van de nieuwe rechtbank Limburg hadden beiden dus sowieso het recht te blijven wonen waar ze vandaan kwamen en, gegeven dat feit, is de auto met chauffeur de verstandige oplossing. U moet maar eens op de kaart kijken waar Angerlo ligt. Veel ongelukkiger qua vervoer kan het in Nederland niet. Dat men het politiek correcte advies van de Raad voor de Rechtsspraak en van de ondernemingsraad naast zich neergelegd heeft en zelfs de kritiek van Joep Dohmen negeert, wat in Limburg bijna niemand doet, dat pleit voor de bestuurskracht van de heren. Alles bij elkaar mijn respect.
[1] plus de chauffeur?