Men neemt veel tijd voor lezen, denken en praten over filosofie, maar weinig voor het filosoferen zelf. Lezen wat professionele filosofen geschreven hebben is niet het zelfde als filosoferen en draagt ook niet altijd bij aan de verbetering van het eigen filosofische arsenaal.
Het lezen van filosofen kan om drie redenen van belang zijn:het kan toepasbare kennis en methoden opleveren; het kan tijd besparen, doordat iemand anders een probleem blijkt te hebben opgelost waar men anders eigen energie en tijd in had moeten steken; het vergroot de eruditie en ook het arsenaal aan dinner talk. Alleen de eerste reden kan bij nader inzien wezenlijk van belang zijn. De bespaarde tijd wordt meer dan opgegeten door het lezen van zaken waar men niets aan heeft en de kans dat iemand precies hetzelfde probleem op dezelfde manier heeft opgelost is klein. Eruditie is een bijproduct. Het verwerven van eruditie om er mee te pronken is geen serieuze bezigheid.
Een van mijn kinderen heeft filosofie gestudeerd naast zijn rechtenstudie en is, anders dan zijn vader, in de filosofie ook afgestudeerd. Dat heeft hem per saldo waarschijnlijk meer techniek bijgebracht in denken en schrijven dan de rechtenstudie en is dus geen verspilde tijd geweest. Maar zijn kennis van Marx, Sartre, Stuart Mill, Wittgenstein, Descartes, Plato, Aristoteles, Hume, Spinoza, Nietzsche, Schopenhauer, Hobbes, Locke, Hegel, Leibniz, Frege, Ayer en Russell e.t.q. is maar beperkt. Erg veel lezen kun je in die paar studiejaren niet.
Ik weet niet of hij dat als een gemis moet voelen. Ik heb niet het idee dat ik van een van de filosofen uit mijn boekenkast veel geleerd heb, al heb ik er een paar wel met genoegen gelezen. Russell en Plato bijvoorbeeld schrijven mooi ongeacht hoe je over de inhoud van hun geschriften denkt.
Van de filosofen voor wie wel geldt dat ik er veel van geleerd heb vind is de lijst veel kleiner, maar zo’n lijst is van nature subjectief. Kant, Moore, Popper, dat is het voor mij ongeveer en dan natuurlijk Aristoteles.
In mijn definitie vallen alle wetenschappers in de categorie filosofen en daardoor kan ik ook mijn shortlist weer behoorlijk uitbreiden:
Ik kies dan in de eerste plaats voor Darwin van wie ik de volledige werken in de kast heb staan en van wie ik ook veel gelezen heb. Darwin plaatst de kennis van de wereld in een begrijpelijk kader. Hij laat zien hoe al het levende op aarde is ontstaan en hoe het onderling verwant is. Daarnaast beschrijft hij de methode die ten grondslag ligt aan de ontwikkeling van het leven. Die methode is tevens van toepassing op het oplossen van problemen op andere terreinen dan die van de biologie. Dat is de methode van een willekeurige verandering gevolgd door een selectie door middel van competitie. Darwins evolutietheorie is door legio schrijvers becommentarieerd en uitgebreid. Zij zijn verantwoordelijk voor een aantal planken in mijn boekenkast. De belangrijkste bijdrage van de latere evolutionisten komt, vind ik, van Ernst Mayr en voor wat betreft de biologische filosofen van Dawkins.
In de tweede plaats is dat de filosoof Popper, hoewel ik meen dat wie alleen Darwin en niet Popper zou hebben gelezen misschien zelfstandig tot zijn conclusies had kunnen komen, maar dat is achteraf praten.
Ik doel op Poppers inzicht dat kennis van de wereld een groeiproces is, dat op een willekeurig punt kan beginnen. Men kan starten met een theorie die in elk opzicht verkeerd is. Vervolgens bekritiseert men die theorie en vervangt hem door een betere. Door dit proces wordt kennis op den duur verbeterd en uitgebreid, zonder dat men ooit tot iets komt dat met zekerheid als ‘de waarheid’ kan worden aangemerkt. Men krijgt wel steeds betere theorieën die tegen steeds meer kritiek bestand zijn. Daarmee wil niet beweerd zijn dat er geen waarheid zou zijn, maar wel dat wij er nooit zeker van zullen zijn die te kennen. Gelukkig ligt dat anders voor de onwaarheid. Die is vaak simpel te onderkennen. Verwerping van wat niet waar blijkt te zijn, helpt zeker om kennis te vergroten.
Het is opvallend hoe de structuur van deze theorie over het verzamelen van kennis lijkt op de evolutietheorie van Darwin, maar toeval is dat, denk ik, niet. Het denken en het verzamelen van kennis is een product van de evolutie en daarom aan dezelfde wetten onderworpen als al het andere geschapene.
Popper is niet erg geïmponeerd door wat andere filosofen te vertellen hebben. Dat maakt hem in vakkringen niet erg populair, maar daar heeft hij nooit merkbaar onder geleden. De meeste filosofen komen niet verder dan het ronddraaien in het eigen cirkeltje van vakwetenschap en hun bijdrage aan vergroting van kennis op enig wezenlijk terrein daarbuiten houdt meestal niet over. Voor Popper ligt dat anders.
In de derde plaats is dat Kant. Kant geeft een nieuwe draai aan de samenhang tussen zelfkennis en kennis van de wereld. Voor hem geldt meer dan voor enig andere filosoof sinds de Grieken, dat hij ook door niet filosofen is gelezen.
Een van de belangrijkste terreinen van wetenschap is de kennis van de menselijke samenleving en van de manier waarop dat op dat terrein kennis kan worden verworven. Wirtschaft und Gesellschaft van Von Weber is het enige boek dat mij op dat terrein ooit verder heeft gebracht. Op zich vind ik het een opmerkelijk fenomeen, dat iemand die zoals ik in een onderwerp oprecht is geïnteresseerd, dat ik vele tientallen sociologische boeken ter hand kan nemen zonder daar een cent wijzer van te worden. Het lijkt erop dat bij de studie van de menselijke samenleving er zulke zware meta-wetenschappelijke belangen in het spel zijn dat verkeerd gebleken theorieën toch gehandhaafd blijven. De gewone wetenschappelijke technieken kunnen hier kennelijk niet worden toegepast.
De natuurkunde van de twintigste eeuw is een zo monumentale bijdrage aan de kennis van de wereld, dat het werk van filosofen daarbij ver achter blijft. Niet het werk van Kant, van Plato en van Aristoteles misschien, maar wel van de contemporaine filosofen. Hoewel nu duidelijk is dat veel van wat de laatste twee schreven onhoudbaar is, blijven zij als monumenten die de eeuwen hebben doorstaan wel overeind. Van de filosofen van de nieuwe tijd blijft kan alleen Kant de vergelijking doorstaan met giganten als Einstein, Feynman, Bohr, Planck en nog zoveel anderen. En dan nog, ik denk dat de gemiddelde zenuwarts van tegenwoordig meer weet over de wijze waarop de hersenen werken dan Kant. Kant was een zeer groot man, maar moeilijk leesbaar, dat wel. Mij hielp het om hem in het Engels en Frans te lezen i.p.v. in het Duits. Veel van de meest duistere passages bleken in de vertaling verhelderd. Vertaling lijkt wel de meest efficiënte vorm van commentaar en uitleg.