Keizer Constantijn.

Op de besluiten van het Concilie van Nicea heeft de heidense keizer Constantijn een doorslaggevende invloed gehad. De kwaliteit van diens geloof en de redenen van zijn late doopsel zijn sindsdien onderwerp van studie in de kerkgeschiedenis geweest en ze blijven hier in het midden[1]. Minstens zo interessant zijn de historische betekenis van de kerkelijke eenheid, die op het concilie werd afgedwongen en de redenen die Constantijn er toe gebracht hebben om kost wat kost die eenheid tot stand te brengen in een kerk waar hij zelf niet toe hoorde. Dat heeft een lange voorgeschiedenis.

Rome is ontstaan als een kleine stadstaat en groot geworden door de verovering en exploitatie van koloniale gebieden in samenwerking met de door haar gedomineerde Latijnse bondgenoten. In de ogen van de Romeinen bleef de stad Rome de belichaming van hun politieke entiteit, niet het veroverde grondgebied in de koloniën of het gebied van de foederati[2].

Het bestuur van de stad werd gevormd door een volksvergadering en een raad van familieoudsten, de senaat. De volksvergadering was letterlijk een vergadering van de burgerij op het forum Romanum en toegankelijk voor iedereen die het burgerrecht bezat. Gestemd werd er in tribus (stammen), een oude indeling die niemand meer goed begreep en die in onze ogen op geen enkele manier representatief was.

De senaat bestond uit de bestuurlijke en sociale elite, twee groeperingen die praktisch samenvielen. Er was sprake van klasse vertegenwoordiging in de zin dat de senaat stond voor de elite en de volksvergadering voor het volk, maar beide stonden toch in de eerste plaats voor de stad. Rome heeft het zo lang uitgehouden omdat de diverse groeperingen hun particuliere en onmiddellijke belangen ondergeschikt konden maken aan de belangen van het geheel en omdat ze niet alleen oog hadden voor het heden maar ook voor de verre toekomst.

De senaat was het gremium waarin alle belangrijke beslissingen werden voorbereid en bediscussieerd. De jaarlijks te benoemen magistraten en legeraanvoerders kwamen uit de senaat of werden er na afloop van hun bestuursperiode in opgenomen.

Het ethos dat de zaak bijeenhield en dat de senaat inspireerde, was het ethos van het stadspatriottisme. In wezen hetzelfde ethos dat ook Athene, Sparta en de andere Griekse stadstaten had gekenmerkt.

Rome en Griekenland onderscheidden zich daarmee van de koninkrijken uit het Midden Oosten. Die hadden geen burgerij die zich zelf voor hun samenleving verantwoordelijk voelden, maar onderdanen. Hun koningen waren in Griekse ogen tirannen, d.w.z. ze regeerden zonder publieke verantwoording af te leggen en daarom zonder  legitimiteit. Er was geen res publica, iedereen was slaaf van de koning, zoals moslims zich nu als slaven beschouwen van de godheid. Romeinen en Grieken zagen de basileus of rex als een teken van barbarij. Het verzet van Demosthenes tegen de Macedonische koningen Philippus en Alexander en de moord van Brutus c.s. op Julius Caesar moeten tegen deze achtergrond worden gezien.

De strijd tussen deze twee vormen van beschaving, de Griekse beschaving van vrijheid en verantwoordelijke  burgerzin en de Aziatische met haar tirannieke alleenheerschappij, was het thema van de Griekse historie, van Homerus, via Herodotus en de Perzische oorlogen tot aan de verovering van Azië door Alexander.

Toen Rome een wereldrijk werd, veranderde noodzakelijk haar staatsvorm. De stadstaat werd een keizerrijk, maar veel van de oude vormen bleven de eerste eeuwen behouden,al kregen ze langzaam een andere inhoud. Ook nadat het keizerrijk in Byzantium haar westelijk deel verloren had en geen Latijn meer sprak bleef het zich Rome noemen[3]. Pas toen Justinianus zich als basileus presenteerde en het consulaat afschafte was er definitief afscheid genomen van  het oude Romeins-Griekse ethos[4] en was de strijd van de oude Grieken tegen Azië op een indirecte manier maar toch definitief verloren gegaan. De vrijheid  is in het Byzantijnse rijk nooit meer teruggekomen en de Grieks orthodoxie hoort niet bij het westen maar in het oosten thuis. Cultureel zijn Grieken nu Turken, met een christelijke godsdienst.

Niet de senaat maar de keizer en zijn hofhouding van slaven en vrijgelatenen bereidden in het keizerrijk de belangrijkste beslissingen voor en zij bepaalden het beleid. Wie belangrijke functies bekleedde kwam nog steeds in de senaat, maar dat was een eretitel meer dan een functie met bestuurlijke inhoud. De macht die een senator uitoefende ontving hij niet uit handen van zijn collega’s maar van de keizer, die op zijn beurt op het leger steunde en op zijn eigen administratieve apparaat. Bekwame en rijke mensen van elders werden steeds vaker tot het Romeinse burgerschap toegelaten en men kon op den duur Romeins keizer worden zonder ooit in Rome te zijn geweest.

De Romeinse keizers die Constantijn voorgingen onder wie met name Diocletianus hadden ernstig geprobeerd om een vervanging te vinden voor het oude Romeinse burgerschap als bindmiddel voor het staatsbestel. Bij gebrek aan beter concentreerden zij de loyaliteit van de rijks burgers op hun eigen persoon. Bewegingen, zoals het joden- en christendom, die voor de rijks ethos een gevaar leken te zijn, werden geweerd. Zij moesten het ontgelden omdat zij geen trouw wensten op te brengen t.a.v. de Romeinse staatsgedachte. De beroemde christenvervolgingen, waar de jonge christenkerk zijn martelaren aan te danken had, waren het gevolg van de poging van het bestuur van het keizerrijk om de culturele eenheid in het rijk te bewaren. Zij kunnen worden vergeleken met de uitroeiing van de Katharen in Zuid Frankrijk op instigatie van de paus en de koning van Frankrijk.

Constantijn draaide het om. Wat hij deed, kan worden gezien als een toepassing van het adagium  if you can’t beat them, join them. Door van het christendom de Romeinse staatskerk te maken werd een nieuwe vorm van eenheid gecreëerd, die het de hele middeleeuwen door zou uithouden.

Hoe sterk deze nieuwe bindende kracht van het katholieke christendom was blijkt uit het lot van de Germaanse koninkrijken die op het territorium van het West-Romeinse rijk ontstonden. Alleen de enkele stam die zich tot het katholieke christendom bekeerde wist met steun van de kerk te overleven. De andere koninkrijkjes verdwenen even snel als ze opgekomen waren. Constantijn was een succesvol maar geen godsvruchtig genie. Aan hem heeft het Romeinse rijk een nieuwe gedaante en een verlengde lease on life te danken. Wij danken aan hem bovendien en zonder dat hij dat voorzien of gewild kan hebben, de christelijke kerk in zijn middeleeuwse vorm, een van de twee bronnen van onze beschaving.

 

 

 

 

 

 

[1] Tijdens het concilie was Constantijn niet gedoopt en de leer van Athanasius die hij op het concilie doordrukte, liet hij een paar jaar later weer gedeeltelijk (en zonder succes) herroepen. Hij verbande toen Athanasius naar Trier, d.w.z. zover mogelijk weg van de beschaafde wereld. Duidelijk is wel dat het hem in 325 en later alleen ging om eenheid in de christelijke kerk en niet om de inhoud van de geloofsbelijdenis die daar werd aangenomen. Of hij, zoals door de betrokken priesters werd gezegd, daadwerkelijk en met zijn toestemming gedoopt is op zijn sterfbed staat niet vast.

[2] De bondgenotenoorlog, die gevoerd werd omdat de Latijnen burgerrecht in Rome eisten en niet kregen is naast de Punische oorlogen de gevaarlijkste oorlog geweest van het klassieke Rome. Het Noorden van Italië was Gallisch, het zuiden Grieks, maar het midden bestond uit Latijns sprekende steden en volkeren die nauw met de Romeinen verwant waren. De claim op het burgerrecht van de bondgenoten was naar onze maatstaven terecht, maar paste niet in de Romeinse politieke conceptie.

[3] Ook de Turkse sultan noemde zich na de verovering van Constantinopel in 1553 de sultan van Rum.

[4] Het keizerrijk was vanaf het begin, eigenlijk al direct bij het optreden van het Julisch-Claudische huis, een andere staatsvorm dan de republiek. Geschiedschrijvers als Tacitus begrepen dat wel, maar de meerderheid van de bevolking begroette de keizers vooral als de beschermers van de republikeinse staatsinstellingen en de handhaver van de burgerlijke vrede.

 

Over akasdorp

gepensioneerd advocaat
Dit bericht werd geplaatst in Geen categorie. Bookmark de permalink .