De evacuatie

Toen wij in de winter ‘40/’45 door de Duitsers uit Roermond werden geëvacueerd, was ik vier. Mijn zus was twee jaar ouder en mijn broertje was een jaar, een baby’tje nog. Mijn moeder droeg het kind op haar ene arm en een tas in de andere. Mijn zus droeg ook een tas en ik had een rugzak. We moesten van ons huis naar het station lopen en daar stond een bus klaar. Wij in de bus en die vertrok richting Kaldenkirchen. Onderweg werden we een paar keer aangevallen door Engelse vliegtuigen. De bus stopte dan, de mensen holden naar buiten en gingen in een greppel liggen wachten tot we weer verder gingen. Mijn moeder en wij niet. We bleven in de bus zitten wachten. Het was natuurlijk ook lastig om met zo’n kleuter en twee kleine kinderen in een greppel te kruipen. Bovendien was mijn moeder in verwachting.

We kwamen ongedeerd aan in Kaldenkirchen en werden ondergebracht op de zolder van een fabriek waar eerder Russische krijgsgevangenen hadden gezeten. Van de komst op die zolder heb ik een heldere herinnering. De zon scheen en door dat zonlicht  vlogen kleine beestjes alle kanten op, een mooi gezicht. Mijn moeder vertelde dat het vlooien waren en dat het ging jeuken als ze je staken. Of dat ook gebeurd is herinner ik me niet meer.

We bleven daar niet lang, in Kaldenkirchen, we werden op de trein gezet en toen begon een tocht die, meen ik, vier dagen heeft geduurd. Het was winter en donker weer. De volwassenen in de coupé hadden geen idee waar we heen gingen, maar waren bang dat het Polen zou zijn, wat een erg slechte naam had in die tijd. Maar op eens zei mijn moeder- en dat herinner ik mee ook weer precies-  we zijn in Groningen. Ja zei iemand anders, ik herken de Hollandse seinpalen.

Dat was een grote opluchting. In Groningen bleef een deel van de evacués achter, maar wij gingen door naar Leeuwarden. Daar stond op het perron een klein vrouwtje op ons te wachten, de huishoudster van mijn opa. Toen ze hoorde dat er evacués uit Limburg zouden komen was ze al weken lang iedere dag naar het station gegaan om te kijken of we er waren. Dat we na die onzekere tocht uiteindelijk bij mijn opa terecht kwamen was natuurlijk een wonder en een opluchting. Meer voor mijn moeder natuurlijk dan voor mij. Ik was te jong om het allemaal te begrijpen. Maar ik herinner me  nog wel dat, toen ik lopend van het station naar het huis van mijn opa op het Emmaplein ging, ik me afvroeg wat er toch zo anders was hier. En toen we aankwamen wist ik het. Er was geen lawaai in Leeuwarden, geen vliegtuigen en geen tanks, maar stilte en rust: een nieuwe ervaring die me is bijgebleven.

Over akasdorp

gepensioneerd advocaat
Dit bericht werd geplaatst in Geen categorie. Bookmark de permalink .