Filosofen en wetenschappers.

In Trouw stond een jaar of tien geleden een interviewtje met twee filosofen, Pott en De Groot, over de toen levendige discussie over evolutie versus intelligent design. Aan die discussie werd een belangrijke bijdrage geleverd door de gelovige nano-technicus Dekker

Evolutie versus intelligent design, zo mag je de aard van de discussie en van het interview omschrijven, meen ik, al zou het met die formulering misschien niet eens zijn geweest. Dekker is wetenschapper en zal daarom het bestaan van evolutie niet ontkennen. Zijn bezwaren waren ook niet gericht tegen de evolutietheorie als zodanig, maar tegen het mechanisme dat Darwin aan zijn evolutieleer ten grondslag heeft gelegd: willekeurige veranderingen, gevolgd door een proces van harde selectie.

Aan dat proces zoals Darwin het beschreef en waarvan Dekker de zwakke punten fraai in kaart bracht, is de laatste honderd vijftig jaar veel bijgeschaafd. De aangepaste leer is als volgt: Een accumulatie van alternatieve genen verzamelt zich in de gene pool van de soort, maar zolang de omstandigheden niet veranderen komen afwijkende individuen niet door de selectie heen. Veranderen de omstandigheden grondig dan overleven alleen sterk afwijkende individuen. Of er overleven er geen en de soort sterft uit zonder nageslacht. Veranderen de omstandigheden alleen plaatselijk dan ontstaan nieuwe soorten terwijl elders de oude soort zich handhaaft. Komen de soorten vervolgens weer bij elkaar en concurreren ze dan overleeft de meest geschikte.

Het kan natuurlijk ook gebeuren dat ze door de veranderde omstandigheden niet meer dezelfde ecologische niche hebben en na de aansluiting van leefgebieden naast elkaar blijven bestaan.

Darwin zelf noemde als belangrijkste zwakke punt de niet perfecte tussenvormen die nutteloos lijken en daarom de selectiedruk niet zouden behoren te doorstaan. Veel van de voorbeelden die al in Darwins tijd werden genoemd worden nog steeds weer opnieuw aan de orde gesteld en dan door de biologen routineus en vermoeid weerlegd. Het oog bijvoorbeeld wordt ook in het interview weer genoemd, een bezwaar tegen Darwin ’s leer, dat erg gemakkelijk is te weerleggen. Tussenstadia hebben aantoonbaar nut en vrijwel dezelfde vorm van het oog[1] is bij verschillende diersoorten, bij zoogdieren bijvoorbeeld zowel als bij inktvissen, op verschillende manieren en verschillende tijdstippen ontstaan. Iets soortgelijks geldt voor de vleugels van vogels en voor sommige zoogdierensoorten, maar in het boek van Dekker c.s. kwamen er naar verluid gevallen aan de orde die (nog) niet waren weerlegd.

Vertrouwen dat dit ooit wel zal gebeuren is overigens mooi maar intussen hebben de intelligent designers groot gelijk met te eisen dat hun theorie, dat er meer moet zijn dan alleen selectie op genetische verandering, met argumenten moet worden weerlegd in plaats van met kreten.

Een mechanisme waar ze wellicht geen rekening mee hebben gehouden, is dat nieuwe fysieke eigenschappen en gedragingen kunnen ontstaan uit een nieuwe vorm van gebruik van bestaande. Zo zijn longen bijvoorbeeld ontstaan uit zwemblazen en is DNA als drager van erfelijkheid pas ontstaan nadat RNA een soortgelijke functie eerder vervulde. Het huidige RNA heeft, toen het als primaire drager van erfelijkheid verdrongen werd door het DNA, een functie gekregen die complementair is aan DNA.

In zulke gevallen, waarbij het nut van de tussenvormen een heel andere is dan van het orgaan zoals wij het kennen, is de weg terug langs het pad van de evolutie soms moeilijk te vinden. Het lijkt dan of kant en klare organen plotseling zijn ontstaan, terwijl dat toch niet het geval is. De oversprongtheorie van Kortlandt en Tinbergen levert soortgelijke voorbeelden uit de dieren gedragsleer.

De bestudering van de voorbeelden van evolutie en de weerlegging van de kritiek erop, leveren fascinerende lectuur. Het is begrijpelijk dat vakfilosofen daar niet aan toekomen. Biologie is hun vak niet, maar om deel te kunnen nemen aan de discussie over evolutie en intelligent design is kennis ervan eigenlijk onvermijdelijk.

Dat vakfilosofen deel nemen aan die discussie is gewenst want men kan geen behoorlijk wereldbeeld meer hebben in de moderne tijd zonder zich van de evolutietheorie in zijn moderne vorm op de hoogte te stellen. Het lijkt dus onvermijdelijk dat de filosofie ruimte creëert in haar curriculum op de universiteiten voor biologie en de evolutie leer.

 

[1] Bij de inktvis ontbreekt de blinde vlek, die wij hebben, omdat de oogzenuw bij ons aan de voorkant in plaats van aan de achterkant  het oog verlaat.

 

 

Over akasdorp

gepensioneerd advocaat
Dit bericht werd geplaatst in Geen categorie. Bookmark de permalink .