Het gaat om staten, niet om regio’s.

 De Baskische en Noord Ierse kwesties mogen het anders doen lijken, maar dat is maar schijn[1]. De regio’s hebben geen eigen fysieke, educatieve, communicatieve of financieel economische infrastructuur[2]. De afscheidingsbewegingen zijn romantische overblijfselen uit een vroegere tijd hoeveel geweld ze in hun nostalgie ook weten te produceren.

De EU zou er goed aan doen de eigen identiteit van de nationale staten te aanvaarden als een politiek feit en de pogingen te staken die te vervangen door een gemeenschappelijke Europese[3]. De idee dat als we eerst een staatkundige vorm creëren, de emotionele binding daarmee van zelf komt kan als mislukt worden beschouwd. Of het nu waar is of niet dat Monnet en de andere oprichters dit zouden hebben gedacht, het is zeker een idee die in Brussel heeft geleefd en nog leeft en het staat een verdere ontwikkeling van de Unie in de weg. De grondwet is een uitvloeisel van deze gedachte en zou om die reden niet in deze vorm dienen te worden geratificeerd.

In een nummer van Foreign Affairs uit die tijd, stonden twee artikelen die betrekking hadden op de nieuwe Europese constitutie. Een was van de hand van Jeffrey Cimbalo, een advocaat uit Washington en de ander van de Griekse Kalypso Nicolaïdis, een don uit Oxford en tijdelijk hoogleraar aan het instituut voor politieke studies in Parijs. Het Amerikaanse artikel wees op de onverenigbaarheid van de nieuwe grondwet met de NATO en zocht naar middelen om ratificatie te voorkomen. Het tweede, veel belangrijker artikel, pleitte voor een herziene politieke conceptie van de Unie.

Mevrouw Nicolaïdis is politica en heeft Papandreou bijgestaan tijdens de onderhandelingen  over het rapport van de commissie Giscard[4]. Misschien is het deze achtergrond die haar er toe gebracht heeft haar pleidooi voor een herziening van het verdrag wat bedekter te formuleren dan ik het zou doen. Het is als de toespraak van Havelaar tot de hoofden van Lebak. Zij ziet veel goeds in het nieuwe verdrag, maar intussen vertelt ze wel wat er allemaal fout in is.

In wezen pleit ze voor het loslaten van de idee van een Europese staat, federaal of confederaal, en het overstappen naar een Europa van inter-Europese projecten. Impliciet pleit ze zowel voor afschaffing van het Europese parlement als van het Brusselse bureaucratische apparaat, maar ze wacht zich wel dat openlijk te zeggen. Wat ze eigenlijk wil is de oprichting van projectbureaus met op het project afgestemde bevoegdheden. Die bureaus hoeven dan niet noodzakelijk allemaal in Brussel te zijn gevestigd en niet alle Europese landen hoeven aan alle projecten deel te nemen. Er zou bijvoorbeeld een Rijnproject kunnen komen voor de bewaking van de kwaliteit van het water en het milieu van de Rijn en een ander bureau voor de Middellandse Zee. Aan het eerste doet Nederland wel mee maar aan het tweede niet. Aan de euro daarentegen zal op den duur iedereen mee moeten doen even als aan de douane unie en de gemeenschappelijke fiscaal-juridische infrastructuur.

Voor zover de EU tot nu toe succesvol geweest is, was dat op het terrein van inter-Europese projecten, vond ze en het zou tijd worden om daar een staatkundige vorm voor te ontwerpen. Voor zover de EU op problemen stuit is dat steeds weer een gevolg van de poging om een hiërarchisch verband te smeden tussen de nationale staten en een bovenstatelijke autoriteit. Terecht stelt ze dat staten best bereid zijn een deel van hun autonomie af te staan voor projecten die zij op nationaal terrein niet regelen kunnen, maar even terecht verwacht ze dat staten eindverantwoordelijkheid willen houden voor het welzijn van hun burgers. Dat is wat in een moderne staat de burger van zijn overheid verwacht. Niemand heeft bovendien behoefte aan een nieuwe laag bureaucratie die het contact tussen burgers en overheid belemmert en die in wezen door niemand meer gecontroleerd kan worden, zelfs niet door een Europese pers, want die is er niet.

Dit voorstel is verpakt in een wat mythologisch verhaal over samenwerking van volkeren en een gemeenschap van burgers en staten, maar in wezen is het een heel praktisch advies: vergeet de nieuwe grondwet. Begin nog een keer helemaal opnieuw en maak een werkbaar Europa.

Het hele probleem van toetreding van nieuwe leden zou hiermee ook uit de wereld zijn. De projecten waar Turkije en andere Balkanlanden wel of niet aan mee doen, dat kan ad hoc bekeken worden. Het is ook voor niemand voortaan meer slikken of stikken en dat zou een grote vooruitgang betekenen.

 

 

 

[1] De hele Ierse kwestie is iets uit de oude doos. Als de republiek Ierland al niet al onafhankelijk was, zou zij dat waarschijnlijk nu niet meer worden. Het is in praktisch alle opzichten net zo Brits als Schotland en Wales; de eigen taal, het Gaelic, is een relikwie geworden. Er zijn meer mensen in Wales die Welsh spreken dan er Gaelic sprekers zijn in Ierland en in Noord Ierland spreekt niemand het.

 

[2] Een uitzondering lijkt te moeten worden gemaakt voor België, waar de regio’s op weg lijken te zijn de unitaire nationale staat te vervangen. Overigens blijkt juist in België hoe onmogelijk het is in de moderne tijd om twee verantwoordelijke overheden naast elkaar te hebben met concurrerende bevoegdheden.

 

[3] De nieuwe grondwet hinkt wat dat betreft op twee gedachten, zij voorziet in een dubbele identiteit en dus in een voortdurende competentiestrijd tussen de overheden die deze identiteiten personifiëren.

 

[4] Misschien is de geruisloze verwijdering van het citaat van Thucydides dat oorspronkelijk de preambule van het verdrag sierde wel aan haar te danken. De vertaling klopte niet, hetgeen nogal gênant was voor een Europa in wording dat zich op haar Griekse wortels beroept.

 

 

 

Over akasdorp

gepensioneerd advocaat
Dit bericht werd geplaatst in Geen categorie. Bookmark de permalink .