De maatschappelijke functie van het strafrecht

De belangrijkste functie van het strafrecht is de inprenting van normen in het sociale bewustzijn van de samenleving. Maar daarnaast wordt het strafrecht ook gebruikt om gevaarlijke mensen van de straat te houden.

Die twee functies bijten elkaar regelmatig. Gewelddadige mensen hebben vaak het soort hersenafwijking waar Folkert Jensma ooit een stukje aan wijdde in het NRC Handelsblad. Mensen met een hersenafwijking horen in een inrichting voor devianten thuis en rechters kunnen ze daar naar toe sturen via het middel van tbs.

Dat houdt ze niet alleen op een meer permanente basis buiten de samenleving, het vervuilt dan meteen ook de andere hoofdfunctie niet van het strafrecht. Op zich is het juist dat iemand met een geestelijke afwijking niet of niet in de volle omvang voor zijn gedrag aansprakelijk is te houden. Maar van de andere kant kan de normschending door een deviant objectief zo ernstig zijn dan het rechtsgevoel geschokt wordt als dat niet in de strafmaat tot uiting komt.

Het zou daarom beter zijn om strafprocedures in twee delen te knippen. In het eerste deel wordt dan vastgesteld of de verdachte inderdaad de dader is en of hij toerekeningsvatbaar is. Is hij het eerste wel en het tweede niet dan kan de rechter hem of haar doorsturen naar een psychiater en een inrichting voor geesteszieken. Is hij de dader en wel toerekeningsvatbaar dan volgt de tweede acte van de procedure. Voor de twee delen zouden we een ander bewijsrecht kunnen hanteren, want de grote zorgvuldigheid die we in strafzaken betrachten dient eigenlijk alleen voor het vaststellen van daderschap. Voor het overige is er eigenlijk geen reden om een ander soort bewijsrecht te gebruiken dan in het civiele recht. Voor het tweede deel kan helemaal een vereenvoudigde procedure worden gebruikt voor zover het om relatief lichte vergrijpen gaat. Daarmee doel ik niet op overtredingen. Die horen in het strafrecht niet thuis, maar zouden bestuursrechtelijk moeten worden afgedaan. Ik doel in grote lijnen op misdrijven  waarop een strafbedreiging staat van minder dan vier jaar[1].

Dat de wetboeken van strafrecht en strafvordering grondig moeten worden herzien leidt geen twijfel. Het bestaande strafrechtsysteem is niet meer opgewassen tegen de hoeveelheid ernstige normschendingen die onze samenleving teistert.

We moeten daar wat aan doen en het op een andere manier afdoen van delicten die door geesteszieken worden gepleegd is daar een van. Een andere behandeling van de minder ernstige delicten is een andere.

[1] Dat betekent wel dat bij de herziening van het strafrecht  de delicten waar alleen maar vier jaar op staat, omdat men de bijzondere rechtsmiddelen wil kunnen gebruiken, een lagere strafmaat moeten krijgen. Desnoods verklaart men daar dan wel de bijzondere rechtsmiddelen  op van toepassing. Dat is beter dan vier jaar stellen op iets wat zelden meer dan zes maanden krijgt.

 

Over akasdorp

gepensioneerd advocaat
Dit bericht werd geplaatst in Geen categorie. Bookmark de permalink .