Ethische oordelen.

Louis Auchincloss was partner bij het advocatenkantoor Sullivan and Cromwell, dat kantoor houdt op 125 Broad St NY, NY.
S & C was een firma waarmee ik vroeger wel zaken deed. Een serieus en fatsoenlijk kantoor, van een betere categorie dan Mudge Rose, waar John Mitchell en Richard Nixon werkten in mijn jonge jaren. Auchincloss was een uitstekende advocaat maar daarnaast een schrijver van formaat met een mooi gevoel voor ethiek
In een van zijn boeken, The Rector of Justin, presenteerde hij ons een mooi ethisch probleem. Het verhaal was veel ingewikkelder en langer dan ik het hier vertellen zal, maar dit is de essentie:

De Chairman van de board of trustees heeft een van de (welgestelde) ouders van leerlingen benaderd over een financiële bijdrage aan de uitbreiding van de school, als de zoon in kwestie in zijn kast een klassieke vertaling voor handen blijkt te hebben, wat wel meer leerlingen gymnasia deden, om het vertaalwerk wat gemakkelijker maken. Het is vergelijkbaar met de tegenwoordige gewoonte om door middel van de functie “knippen en plakken” werkstukken van het internet te halen.
De rector had het gebruik van voorbeeldvertalingen streng verboden en aangekondigd dat wie er daarna nog mee zou worden aangetroffen van school verwijderd zou worden.

De jongen werd ondervraagd door de rector in de aanwezigheid van de trustee. Hij deelde de kamer waar de vertaling werd gevonden met een neef die veel slimmer was dan hij zelf en die zoiets naar het oordeel van de rector niet nodig had voor zijn werk. Hij was dus overtuigd van de schuld van de zoon, die hij toch al nooit erg gemogen had. Maar deze ontkende pertinent. Hij suggereerde tijdens zijn ondervraging de enige andere mogelijkheid, n.l. dat zijn neef het ding in zijn kast zou hebben gelegd. De rector vond het absurd en tamelijk onsmakelijk. Maar de trustee, een ervaren advocaat van het soort S&C, meende dat het de moeite waard zou zijn om toch de neef eens een paar vragen te stellen en you know what: tijdens die ondervraging bekende de neef dat hij het gedaan had.
De rector schaamde zich dat hij zich zo had laten meeslepen door zijn parti pris en zijn hekel aan het rijkeluiszoontje. Hij bekende tegenover zijn trustee dat hij het misschien ook wel nobel van zich zelf had gevonden om een grote financiële donatie te missen als gevolg van een dergelijke principekwestie.
De trustee kwam er vervolgens door een raar toeval achter dat de bekentenis van de neef waarschijnlijk vals was geweest en hij confronteert hem daarmee in een persoonlijk gesprek. Het blijkt dan dat de neef zijn oom de schande wilde besparen en hij daarmee ook voor zich zelf een toekomstige carrière bij zijn oom in diens bedrijf veilig wilde stellen. De trustee berustte in de zaak en rapporteert de nieuwe bekentenis niet aan de schoolleiding. Een wonderlijke mengelmoes van goede en minder goede motieven en heel geschikt als examenvraag bij het vak ethica.

De gedachtegang van de neef was, dat deze vorm van spieken als een kwajongensstreek zou worden opgevat en dat weggestuurd worden om die reden zijn reputatie in de grote wereld niet blijvend zou kunnen schaden. Dat men het zo ook zou kunnen zien dat hij geprobeerd had eerst de schuld op iemand anders te schuiven, zal waarschijnlijk minder algemeen bekend worden en hem in elk geval geen kwaad doen bij de enige wiens mening hem werkelijk iets kan schelen, namelijk zijn oom. Die wist immers wel beter, want die kende zijn kind. De trustee liet onder de omstandigheden het belang van de school en van de bij het drama betrokken familie het zwaarste wegen en onthield de rector, die een Prinzipienreiter is, het dilemma. Wat valt hier uit ethisch oogpunt nu over te zeggen?

Het eindresultaat is goed, wanneer men uitsluitend naar de feiten en de gevolgen kijkt: De school lijdt geen reputatieschade en krijgt zijn geld. De rector hoeft geen compromissen te sluiten met zijn geweten en zijn school niet te benadelen. Er zijn serieuze belangen gediend van de school en de familie en ook de advocaat heeft er met enige vertraging voordeel van: de neef heeft bewondering voor de manier waarop de trustee de waarheid heeft achterhaald en engageert hem later als raadsman, als hij na verloop van tijd inderdaad c. e. o. in de zaak van zijn oom is geworden. Maar dat is bijkomstig.

Er zijn een paar negatieve kanten als men naar de gedragingen en de motieven kijkt: de trustee had niet het recht hier zelf een beslissing te nemen. Hij had horen te rapporteren en de beslissing aan de schoolleiding moeten overlaten. Hier staat tegenover dat de beslissing maar op een manier had kunnen uitvallen. Zodra meer mensen van de feiten op de hoogte zouden raken, zouden beide jongens van school zijn verwijderd.
Daar waren overigens ook goede redenen voor, want er is wel degelijk een dubbele fraude gepleegd. De zoon verdiende het om weggestuurd te worden. Misschien dan niet vanwege het overschrijven van een vertaling, maar zeker wel voor zijn leugens en de poging om de schuld op zijn neef te schuiven. De neef had zelfzuchtige redenen om aan de fraude mee te werken en legde in eerste instantie een valse bekentenis af, die je met een meineed gelijk zou kunnen stellen.
De trustee handelde vanuit het belang van de school, als we ervan uit mogen gaan dat hij er geen rekening mee hield dat hij hier nog ooit een nieuwe cliënt aan over zou houden. Maar hij vond de donatie belangrijker dan het dienen van een abstracte waarheidsvinding of een abstract rechtsbegrip. Of misschien had wij wel sympathie voor de mengeling van loyaliteit en schrander inzicht van de neef. Tenslotte had ook Jezus van Nazareth in zijn gelijkenis van de valse rentmeester diens frauduleuze gedrag geprezen. De trustee tilt niet zo zwaar aan de leugens van anderen. Minder zwaar in elk geval dan de rector, maar daar is hij advocaat voor. Hij vertrouwt het oordeel van de rector niet, of vindt het in ieder geval veiliger om op zijn eigen oordeel te af te gaan, terwijl dat een beslissing was die hem rechtens niet toe kwam.

Als dit probleem in termen van doel en middelen wordt geformuleerd kan men tot het oordeel komen dat het doel hier verdedigbaar is. Er is een hele onaangename situatie vermeden zonder dat iemand daar werkelijk schade door geleden heeft. Alleen de zoon in kwestie handelt eigenlijk onverdeeld slecht. Die wordt ten onrechte gesauveerd. Het bereikte doel is wat dit laatste onderdeel betreft niet goed te keuren, maar gezien de effecten in wijder verband, misschien toch per saldo wel te billijken. De belangrijkste benadeelde is immers de neef die hierover niet wenst te klagen.
De middelen die zijn gebruikt zijn frauduleus. Blijft de vraag of dit een geval is waar het doel de middelen heiligt. Dat blijft uiteindelijk een kwestie van afwegen, maar het is een echt en waarachtig ethisch probleem. Het zou aardig zijn om het aan een willekeurige Fransman, een Engelsman en een Nederlander voor te leggen en te zien of die er op een andere manier over zouden oordelen. Dat zou mij niet verbazen. Ik ben Nederlander en weet hoe mijn landgenoten zouden oordelen. Maar ik denk dat een Engelsman en zeker een Fransman hier niet anders over zou denken dan Auchincloss.

 

Over akasdorp

gepensioneerd advocaat
Dit bericht werd geplaatst in Geen categorie. Bookmark de permalink .