Mijn jonge jaren.

Mijn ouders hadden vijf kinderen, van wie een zus en ik voor de oorlog geboren zijn, een broer erin, in 1943 en de twee jongsten tijdens de bevrijding. Die werden geboren op dezelfde dag dat mijn vader stierf in een Duits concentratiekamp. Dat overlijdensbericht kwam met vertraging door bij mijn moeder, die pas eind 1945 definitief wist dat zij weduwe was geworden en dat zij er alleen voor stond met de opvoeding van haar kinderen.

Mijn zus, die twee jaar ouder is dan ik, herinnert zich veel meer dan ik van die laatste oorlogsjaren en van die periode vlak na de bevrijding. Ik heb er vooral momentopnames aan overgehouden. Soms weet ik niet of wat ik me herinner nog uit de oorlog stamt of van de periode erna. Ik weet bijvoorbeeld dat ik van af de eerste verdieping van ons huis naar buiten keek, toen er een tank langs reed en de bestuurder naar mij knipoogde en zwaaide. Ik heb lang gedacht dat dit een Duitse tank was, maar mijn zus zei nee, dat was een Amerikaan.

Die periode van de laatste oorlogsjaren en de eerste jaren na de bevrijding was heel chaotisch. Ik denk dat je tegenwoordig in Syrië moet wonen om iets soortgelijks mee te maken als wij toen. Dat gold voor mij meer dan voor mijn zus, die praktisch de straat niet op ging. Maar ik was altijd buiten en deed mee aan het jeugdbende wezen, dat na de oorlog  bloeide in Roermond en omgeving tot de politie er een einde aan heeft gemaakt. Gelukkig zonder dat mijn moeder in de gaten had, wat ik uitspookte.

Mijn zus heeft zich, veel meer dan ik, de depressie van mijn moeder aangetrokken. Ik kon er niet tegen en ging de straat op. Zij bleef thuis en probeerde mijn moeder te troosten.

Die periode vlak na de oorlog was het op straat een ruw leven. Ik zei daar niet veel over thuis, maar kwam wel eens terug met blauwe plekken of bloed aan mijn kleren. Dan kreeg ik een preek dat ik me behoorlijk  moest gedragen en geen vriendjes moest zoeken die van vechten hielden. Dat was natuurlijk zo, maar als je je op straat niet verdedigde had je geen leven en als je thuis bleef zitten ook niet.

Mijn broers en zusters zijn alle vier keurige mensen geworden die nooit een vlieg kwaad hebben gedaan. Dat ben ik nu zo langzamerhand ook, nu ik de tachtig nader, maar in mijn jonge jaren was ik nogal agressief. Niet zo zeer fysiek agressief, zoals  in die tijd van de jeugdbendes,  maar nogal uitgesproken in mijn gedrag. Voor het internationale vak, dat ik had, kwam dat wel goed uit. Je kwam ieder moment in een nieuwe en onbekende omgeving en het was wel praktisch als je je daar gemakkelijk staande kon houden en je niet te vlug liet intimideren. Ik spreek mijn talen redelijk goed en ik lees graag. Van Amerika, waar ik in mijn werkzame leven veel kwam, wist ik vaak meer van de cultuur en de geschiedenis dan de gemiddelde Amerikaan. Dat maakte de omgang met Amerikaanse collega’s gemakkelijk. Ik werd snel als een van de hunnen gezien en voor het zaken doen was dat gemakkelijk.

Ik heb er over gedacht om naar Amerika te emigreren, waar me een plek als compagnon op een van de grote kantoren werd aangeboden, maar mijn vrouw had daar geen zin in. Zij was het tegenovergestelde van agressief en had met name niets met Amerikaanse vrouwen. We zijn dus teruggegaan naar Nederland, waar het leven een stuk minder opwindend is, maar het voor ons gezin wel altijd heel plezierig was.

Over akasdorp

gepensioneerd advocaat
Dit bericht werd geplaatst in Geen categorie. Bookmark de permalink .