De gedachte achter het stabiliteitspact was eigenlijk die van Mohammed en de berg. Een munt hoort de ruilvoet en rekeneenheid te zijn voor één economie. In Europa was er voor de invoering van de euro niet één economie maar waren er evenveel economieën als er verschillende landen zijn, een paar van de kleinste misschien uitgezonderd. Door het invoeren van een gemeenschappelijke munt heeft men geprobeerd een gemeenschappelijke economie te creëren. De mensen zouden wel moeten was de gedachte, want als de economieën te veel uiteen gingen lopen zou de gemeenschappelijke munt in gevaar komen. Het stabiliteitspact trachtte dat te bereiken door de inflatie in toom te houden en de overheidsfinanciën te reguleren. Maar de natuur bleek sterker dan de leer.
Het stabiliteitspact is er gekomen in een periode van hoogconjunctuur toen een beperking van de overheidsuitgaven in overeenstemming was met wat economisch wenselijk werd geacht. Later verkeerden we in een periode van stagnatie en konden verdere bezuinigingen op de overheidsuitgaven de recessie alleen maar versterken. Maar het loslaten van het stabiliteitspact was een vorm van contractbreuk.
Nederland heeft dat loslaten met kracht bestreden in de Europese ministerraad en met goede argumenten. Pacta sunt servanda zei Nederland. Welke zin heeft het nog nieuwe verdragen te sluiten als ze toch niet worden nageleefd als het een van de grote landen slecht uitkomt?
Belangrijker en meer to the point was het argument dat vooral binnenskamers naar voren werd gebracht: vertrouwen in de munt is een kostbaar iets. Verdwijnt het vertrouwen in de munt, dan gaat ook het vertrouwen in de economie en de overheid teloor en kunnen we hier op den duur Zuid-Amerikaanse toestanden krijgen. Dat valt allemaal wel mee heeft Frankrijk waarschijnlijk gezegd; men zou vooral geen self fulfilling prophecies moeten verkondigen en dat heeft Nederland in het publiek dan ook niet gedaan.
Intussen zitten we sindsdien met een stabiliteitspact dat niet meer wordt vertrouwd en een euro die in de externe waardering daalt. De unificatie van Europa verdwijnt verder uit zicht en dat alles vanwege overheden die hun overheidsfinanciën niet op orde kunnen brengen.
Men doet daarbij of alle overheidsuitgaven een soortgelijke invloed op de economie hebben, maar dat is natuurlijk niet zo. Het heel goed mogelijk om nuttige overheidsuitgaven te handhaven of zelfs te verhogen en tegelijk op onnutte maar politiek wenselijke uitgaven zo te bezuinigen dat binnen de grenzen van het pact wordt gebleven. De Europese overheden zijn niet voldoende competent, of de positie van de bestaande regeringen is niet sterk genoeg voor dit alternatief. Van Frankrijk moet niet verwacht worden dat het maatregelen neemt die tegen de belangen van zijn ambtenaren en vakbonden ingaan. Dat is daar nog nooit gebeurd, want vakbonden en ambtenaren regeren Frankrijk. Frankrijk zit ook niet zo met woordbreuk, maar voor Duitsland is de Treubruch een nieuw verschijnsel, sinds het bestaan van de Bondsrepubliek in elk geval.