Het koningschap van de Oranjes.

Koning Willem Alexander is de zevende vorst in een lijn van koningen die er eigenlijk nooit had moeten komen. De eerste van de lijn was Willem I, die eerder vorst was geweest te Fulda en die tot zijn eigen verbazing na de val van Napoleon soeverein van Nederland werd en als zodanig de opvolger van koning Lodewijk Napoleon in Holland.
Willem was de oudste zoon van de laatste stadhouder uit de Friese tak van de Oranjes[1]. Zijn vader had zich onder de druk van de naderende Bataafse Republiek uit de residentie teruggetrokken naar Nijmegen. Diens daadkrachtige vrouw, Wilhelmina van Pruisen, is bekend gebleven in de vaderlandse geschiedenis vanwege haar aanhouding bij Goejanverwellesluis. Zij werd gearresteerd door een stel opstandelingen, toen zij in haar eentje op de terugweg was naar Den Haag om de rechten van het huis van haar man daar overeind te houden. Even later werden zij en haar man, de stadhouder, daar in hun functie hersteld door haar broer, de koning van Pruisen, met behulp van een klein Pruisisch legertje.
De vader van de latere koning Willem I was daarmee weer even de laatste stadhouder van de Republiek van de Zeven Verenigde Nederlanden. Na de Franse inval vluchtten de Oranjes opnieuw, nu naar het buitenland. Als stadhouders zijn zij hier niet teruggekeerd.
Nederland had eind achttiende eeuw even genoeg van het instituut van de stadhouders. Een van de redenen waarom Hoogendorp c.s. aan Willem vroegen om hier soeverein vorst te worden en niet stadhouder, was dat dit een te beladen titel was geworden. Dat is jammer, want het stadhouderschap was uniek in Europa en de functie was nauw verbonden met het ontstaan van de Republiek en met de Gouden Eeuw. Het had na de Franse tijd een nieuwe kans verdiend.

De razendsnelle afbraak van de economische en politieke positie van Noord Nederland in het Europa van de achttiende eeuw werd voor een belangrijk deel aan de Friese Oranjes geweten. Aan hun connecties met Engeland vooral, waar de Nederlandse belangen stelselmatig aan werden opgeofferd.
Willem I had zijn rechten in Nederland met Napoleon afgeruild voor een positie in het voormalig bisdom Fulda in Duitsland, de stad Dortmund en nog wat kleinere bezittingen in de buurt. Zijn rechten in het land dat ooit door de oudste broer van een verre voorvader was gered uit de handen van de Spanjaarden, had hij daarmee verkwanseld.
Willem de Zwijger, de vader des Vaderlands, kan in Nederland niet stuk, maar de naam Oranje was verder vanaf het eind van de zeventiende eeuw alleen nog populair bij het gepeupel. Toen Willem III, de laatste stadhouder uit de lijn van de Zwijger vertrok om samen met zijn vrouw Mary koning van Engeland te worden, liet hij hier een onthoofde republiek achter. Johan de Witt, onze grootste raadspensionaris na Van Oldenbarnevelt, was in 1672 vermoord door het Oranjevolk in Den Haag, samen met zijn Dordtse broer. Het gerucht dat Willem III de instigator is geweest van de moord is hardnekkig blijven circuleren. De historicus Fruin heeft het lang ontkend, zoals hij ook de latere Franse beschuldiging ontkende dat Willem bewust de vrede van Nijmegen zou hebben geschonden. Maar Willem III bleek onbetrouwbaar en tot alles in staat, zoals ook de brave Fruin later met schaamte heeft moeten bekennen.

De lijn van de Friese stadhouders, die de stadhouder-koning in de Republiek zijn opgevolgd, is nooit bijzonder gelukkig geweest. De latere koning Willem I, die meer op zijn moeder dan op zijn vader leek, was misschien wel de meest competente van die tak. Hij sprak nauwelijks Nederlands, toen hij hier volkomen berooid aankwam uit het buitenland. Hij verliet het land met dertig miljoen gulden in zijn zak, het equivalent van een miljard euro nu. Hij was het Zuidelijk deel van het land dat hij regeerde kwijtgeraakt en hij had het overblijvende deel opgescheept met een staatsschuld van ongeveer het zelfde bedrag dat hij aan het land heeft onttrokken.

Ook zijn directe opvolgers waren niet populair. Willem II werd afgeperst vanwege zijn losbandige leven en Willem III zou opgesloten zijn in een gesloten inrichting als hij niet toevallig koning was geweest. De enige regeerder uit het nieuwe koningshuis op wie niets viel aan te merken was Koningin Emma, de moeder van koningin Wilhelmina en regentes tijdens de minderjarigheid van haar dochter. Zij heeft de troon gered voor de Oranjes.

Wilhelmina werd in de oorlogstijd vanuit Londen het symbool van de vrijheid, wat in de naoorlogse tijd voor een verhoogde populariteit van haarzelf en haar dochter Juliana heeft gezorgd. Toch was geen van die twee vorstinnen zo verstandig en competent als koningin Emma. Zij waren bovendien beiden nogal ongelukkig in het uitzoeken van hun echtgenoot.

Koningin Beatrix was de laatste in de rij van koninginnen en zij vertoonde veel van de kenmerken van haar verre voorvader Willem I. Zij heeft in haar regeerperiode geprobeerd om, in strijd met haar staatsrechtelijke beperkingen, de wereld in Den Haag en Nederland naar haar hand te zetten. Daar slaagde zij de laatste jaren in afnemende mate in. Toen zij haar troon verliet voor haar zoon Willem Alexander, was het even afwachten wat dat zou betekenen voor de rol van het huis Oranje in ons land.

Een koningshuis past niet in de moderne tijd en al helemaal niet in het land dat als de bakermat kan gelden van de verlichting in Europa en van de staatsvorm van de moderne republiek. Maar Willem Alexander heeft een competente echtgenote uitgekozen en samen genieten ze een grotere persoonlijke populariteit dan zijn directe voorouders.

Had Willem I ondanks de tijdelijke disagio van dat ambt voor het stadhouderschap gekozen in 1813 en voor een herstel van de Republiek, dan hadden de Oranjes geen risico gelopen. Dan hadden we desnoods een tijdlang een stadhouderloos tijdperk gehad met de mogelijkheid van een herstel zodra zich een geschiktere kandidaat zou hebben aangediend. De herinnering aan Willem de Zwijger zou dan voor een latere terugkeer hebben borg gestaan en voor Nederland zou dat het beste van twee werelden hebben betekend: een legitiem staatshoofd, nauw verbonden met de historie van het land, die toch kan worden overgeslagen bij gebleken ongeschiktheid.

Aan het echte koningschap is in Nederland een einde gekomen met het afzweren van Philips II, de zoon van Karel V. Het nu twee honderd jaar lange koningschap van het Oranjehuis lijkt meer op dat van koning Zog in Albanië dan op dat van Karel V. Het koningschap is hier altijd namaak gebleven en voor een van de oudste staten van Europa is dat eigenlijk een jammerlijke vertoning. Een herinvoering van het stadhouderschap bij het einde van de regeerperiode van de tegenwoordige koning zou zowel aan de standing van onze vorsten als aan de republikeinse tradities in dit land ten goede komen. Het gezag van zo’n stadhouder zou bovendien groter zijn, juist omdat hij of zij door het volk zou zijn gekozen.

[1] Nassau eigenlijk, maar na hun verheffing tot stadhouder van alle Noordelijke provincies werden ze Oranje Nassau genoemd.

 

Over akasdorp

gepensioneerd advocaat
Dit bericht werd geplaatst in Geen categorie. Bookmark de permalink .