Mijn vrouw was twee jaar in toenemende mate ziek, voor ze in maart van dit jaar overleed. Die twee jaar hebben we met zijn tweeën doorgebracht. Ik ging in die tijd praktisch alleen het huis uit om boodschappen te doen. Wat we vooral deden, is ons gezamenlijk leven van de laatste zestig jaar bespreken. Daar waren we allebei tevreden over, al bleken onze herinneringen hier en daar wel uiteen te lopen. Dat is logisch, want zij voedde de kinderen op en regelde de huishouding en ik had een drukke baan en was veel weg. Dat waren twee nogal verschillende levens, maar waar ze elkaar raakten hadden we dat allebei als opwekkend en prettig ervaren. Toen ze aan het einde van die twee jaar stierf zag ze er tevreden uit, wat mij in die eerste weken wel getroost heeft.
Ik heb intussen vijf maanden op mijn eentje gewoond en langzamerhand begint dat nu te wennen. Ik mis haar nog steeds en dat zal ook wel niet overgaan, denk ik. Maar ik heb mijn herinneringen en mijn bezigheden. Die bezigheden bestaan vooral uit stukjes schrijven, wat me gemakkelijk afgaat. Ik ga zitten achter mijn computer en het rolt er dan vanzelf uit.
Ik krijg redelijk veel bezoek, vooral van twee kinderen die hier in de buurt wonen. Mijn dochter woont negen duizend kilometer hier vandaan en die zie ik maar een keer per jaar. Maar we bellen en we mailen. Het gaat alle drie de kinderen prima. Ik heb vier kleinkinderen, die het tot dusver ook alle vier goed hebben gedaan dus wat wil je nog meer.
Maar wat ik eigenlijk doe is terugkijken. Dat besef ik, maar ik ervaar dat niet als vervelend. Ik heb mijn boeken, schrijf mijn stukjes en ben een redelijk tevreden mens.