Van der Steur.

Opnieuw blijkt dat de communicatie en organisatie te wensen over laat op het vroegere ministerie van justitie, dat tegenwoordig onderdeel is van het ministerie van justitie en veiligheid. Dat hebben we een paar jaar geleden al kunnen zien bij de affaire Demmink en dat blijkt nu opnieuw. Maar de berichtgeving van de media over de affaire zat er, zoals gewoonlijk, weer behoorlijk naast. Er is geen informatie onthouden aan de Kamer. Die is er alleen op een nogal omslachtige manier terecht gekomen. Maar er is in de Kamer wel iets gezegd dat achteraf niet waar blijkt te zijn. Voor Van der Steur is dat de zoveelste affaire waarin hij, achteraf gezien, onhandig is opgetreden en mensen onnodig op de tenen is gaan staan. Hij heeft gezegd dat de informatie over het bonnetje van Teeven er een jaar eerder had kunnen zijn als er op zijn ministerie betere IT mensen hadden gezeten, terwijl het een van zijn hogere ambtenaren was geweest die de IT mensen opdracht heeft gegeven om te stoppen met hun onderzoek, toen ze al wisten dat resultaat een kwestie van dagen zou kunnen zijn. De indruk die je vaag aan de affaire overhoud is dat Teeven er indertijd verstandig aan gedaan heeft samen met zijn minister af te treden en dat dit niet alleen een kwestie van loyaliteit is geweest, iets wat mensen die hem uit de praktijk kenden eigenlijk al vermoed hadden. De tweede indruk is dat onze media wel erg op sensatie belust zijn en aan de werkelijk belangrijke nieuwsfeiten minder aandacht besteden dan zou moeten. Het echte nieuws was de uitspraak van onze premier, dat er nu in een paar weken tijd maatregelen moesten worden genomen die de stroom vluchtelingen en andere moslim migranten richting Europa konden indammen. De kans dat dit werkelijk gaat gebeuren achtten de experts minimaal en de vraag blijft dus waarom de premier het dan zegt. Als hij bedoelde dat de problemen straks onoplosbaar zullen blijken te zijn als we nu niet effectief opreden, dan had hij zich misschien beter iets helderder kunnen uitdrukken. We koersen af op een opbreken van het Schengen akkoord en in het verlengde ervan op een nieuwe crisis in de Europese samenwerking. De migranten stroom en de onbestuurbaarheid van de EU zijn de twee grote problemen van het moment en, zoals weer eens blijkt, hangen ze bovendien samen. Het is met andere woorden dringend nodig dat fouten worden gecorrigeerd die Cyprus, Malta, Estland, Letland, Litouwen, Hongarije, Polen, Tsjechië, Slowakije en Slovenië in 2004 praktisch onvoorbereid en tegelijkertijd in de Unie hebben gebracht. In 2007 kwamen daar Bulgarije en Roemenië bij en even later nog Kroatië. De toetreding in 1973 van Denemarken, Ierland en het Verenigd Koninkrijk is eigen de laatste geweest waar je van zeggen kunt dat zij goed was voorbereid. Griekenland in 1981 was een duidelijke misser. Het land voldeed helemaal niet aan de voorwaarden en het zag er ook niet naar uit dat het dat dat ooit wel zou gaan doen. Portugal en Spanje waren in 1986 weliswaar niet in alle opzichten delinquent, zoals Griekenland, maar hadden toch ook beter nog een tijdje in de wachtkamer kunnen blijven. Finland, Oostenrijk en Zweden in 1995 waren oké, maar de toetredingen van 2004, 2007 en 2013 zijn zonder meer overhaast geweest. Het zou verstandig zijn om voorlopig een stop te zetten op alle nieuwe toetredingen of voorbereidingen daartoe en eerst de EU zo te reorganiseren dat we gezamenlijk uit de crisis kunnen komen. Daarvoor is een splitsing van de bestaande verzameling van 28 lidstaten in drie samenhangende delen een voorwaarde. Daarnaast ook het verdwijnen van Brussel als bron van ondoelmatige regelgeving en de vervanging van de daar gezetelde bureaucratie door probleemgerichte organisaties in de stijl van de ECB, het Hof in Luxemburg, de Interpol en dergelijke. Ook zal vóór de opsplitsing de toekomstige samenwerking tussen de drie delen goed georganiseerd moeten worden. De machtshonger van het Brusselse apparaat heeft 28 landen bij elkaar gebracht waarvan de samenwerking nu een negatieve toegevoegde waarde blijkt te hebben. De zuidelijke en oostelijke landen lijden onder een te sterke euro, die door de export van de noordelijke landen wordt veroorzaakt. Die laatste landen hebben wel een sterk groeiende export maar houden een te grote werkloosheid, omdat de noodzaak van het bedrijfsleven om te investeren door een voor ons te lage stand van de euro ondermijnd wordt. Er is met andere woorden voor iedereen een groot belang in gelegen om de EU op te splitsen en met de gedachtewisseling daarover is nog niet eens een begin gemaakt. Wat wel duidelijk is geworden , is dat het migratie probleem onoplosbaar zal blijven zolang de samenwerking in Europa zo onbeholpen blijft als die nu is.

Over akasdorp

gepensioneerd advocaat
Dit bericht werd geplaatst in Geen categorie. Bookmark de permalink .