Het Pentagon onderzocht een paar jaar geleden de mogelijkheden om in te grijpen in Syrië. Marno de Boer, student Conflict en Veiligheidsrecht in Utrecht, waarschuwde in de Volkskrant van 9/2/12 voor de waarschijnlijkheid dat ingrijpen meer slachtoffers zou veroorzaken dan het redden kon. Hij wees op de gevolgen van het westerse ingrijpen in Irak en Afghanistan waar als gevolg van interventies een destabilisatie is opgetreden en etnische conflicten zijn uitgebroken.
Allemaal juist lijkt me. Ik zal De Boer op dat punt zeker niet tegen spreken. Maar ook al was dat anders, heeft Amerika of hebben andere westerse landen recht en reden om Syrië aan te vallen? We hebben met open ogen een VN met een Veiligheidsraad opgericht voor dit soort gevallen en het vetorecht van grote landen als Rusland en China is hun niet per ongeluk gegeven. Er bestaat geen twijfel over dat op grond van het vigerende internationale recht geen land op dit moment gewapend kan interveniëren in Syrië, anders dan op verzoek van de erkende en wettige regering.
Het is natuurlijk de vraag of overwegingen van humaniteit altijd moeten wijken voor het internationale recht. Dat recht is immers zelf niet veel meer dan een ethische code die door niemand kan worden afgedwongen, als de grote mogendheden dat niet uit eigen vrije wil doen.
Dezelfde mensen die toen aandrongen op gewapende interventie zijn de eersten om de prioriteit van het internationale recht te poneren als landen als Israël in strijd met deze regels maatregelen nemen om hun veiligheid te beschermen.
Persoonlijk vind ik dat we in Syrië vooral niet moeten ingrijpen omdat de Arabische Lente zo duidelijk heeft laten zien dat van verbetering in de situatie niets verwacht kan worden zolang die landen hun moslim cultuur blijven houden. Het blijft een kwestie of de bewoners van die landen door de hond of door de kat gebeten worden. Zolang er niet overal in de moslim wereld Kemal Ataturks opstaan om een eind te maken aan de terreur van mullahs, de ulama’s en de imams, zal het daar hommeles blijven Je zou Mohammedanism, Lectures on its Origin, its Religious and Political Growth, and its Present State[1] over dit onderwerp kunnen lezen van Snouck Hurgronje of nog beter diens Verspreide geschriften[2]
Ook de Duitser Noeldeke en de Hongaar Goldziher hebben in dezelfde tijd, dus lang voor de invasie van moslim immigranten in Europa, soortgelijke dingen geschreven. Het is niet nieuw en het is zeker niet minder erg geworden dan honderd jaar geleden.
In Atlantic Community Org van 25 januari 2012 pleitte dezelfde Marno de Boer voor een tegemoetkomende houding van de VS tegenover Pakistan. Hij meende dat Pakistan twee legitieme veiligheidsbelangen heeft: haar conflict met India en de afscheidingsbeweging van de Pashtuns, die als gevolg van het Engelse optreden in de koloniale tijd nu deels in Pakistan en deels in Afghanistan wonen. Dat lijkt mij een wonderlijke opvatting waartegen Pamir Scahill, een Pashtun uit Afghanistan die nu in Europa woont, terecht een dag later op dezelfde site reageerde. Pakistan heeft geen legitieme veiligheidsbelangen tegenover buitenlandse mogendheden. Niemand bedreigt dat land, maar het is een bron van agressie tegenover buurlanden en het regime daar is volkomen onbetrouwbaar. Wat hier over Syrië en andere Arabische landen in het Midden Oosten werd gezegd geldt in gelijke mate voor Pakistan. De wereld zal geen rust hebben zolang dat land zijn moslim cultuur behoudt en het feit dat het over atoomwapens beschikt is een bron van zorg voor iedere verantwoordelijk politicus in de regio. Dat Nederland een Pakistaanse geleerde ooit de gelegenheid heeft gegeven de noodzakelijk kennis hier te stelen wordt Nederland in de regio nog steeds bijzonder kwalijk genomen.
Wat Marno de Boer betreft nog even dit: ondanks dat zijn opvattingen over Pakistan aanvechtbaar zijn, is het natuurlijk toch een briljante jonge man, die iedere hoogleraar graag als student zou willen hebben. Het ligt voor de hand dat hij de opvattingen die hij uitdraagt niet allemaal zelf verzonnen heeft en dat in Utrecht en Sheffield dit soort ideeën over Pakistan en andere moslimlanden onderwezen worden. Ik ben een groot voorstander van de academische vrijheid, maar op het terrein het veiligheidsrecht, het recht van terrorismebestrijding, het oorlogsrecht en het wapenbeheersingsrecht moeten andere en betere dingen te leren zijn dan we in dat artikel over Pakistan hebben gezien. Het wordt tijd dat er op dit interessante terrein ook andere geluiden worden gehoord in de academische wereld.
[1] New York and London: G.P. Putnam’s Sons, 1916
[2] Leiden: E.J. Brill (6 dln.), 1923-1927.