Houthoff.

Toen mijn kantoortje in 1981 fuseerde met Houthoff advocaten was mijn jaarwinst twee keer zo hoog als de winst per vennoot bij mijn fusiepartners[1], maar binnen twee jaar verdiende ik weer even veel als in mijn eigen kantoor. Daarna is die winst blijven stijgen tot ik er in het begin van het nieuwe millennium mijn congé nam.

Mooi gedaan, denkt U nu misschien, maar het had weinig te maken met mijn inbreng in het kantoor. Begin tachtiger jaren begon de advocatuur in Nederland zich te ontwikkelen in de Angelsaksische richting. Dat betekende dat de kantoren snel groter werden en de winsten stegen. In plaats van strafrecht en de andere klassieke onderdelen van het beroep kwamen de internationale specialisaties en vooral corporate law met zijn fusies en overnames, waar veel geld in te verdienen viel.

Mijn Amerikaanse corporate collega’s, voor wie ik ooit gold als een van de weinige Nederlandse specialisten op hun terrein, haalden opgelucht adem. Tot dan toe hadden ze in Nederland vooral moeten werken met de specialisten van de grote fiscale advieskantoren, zoals Moret, Loyens en Meijburg. Die konden dan weer een deel van het werk niet doen, wat dan uitbesteed werd aan een gespreid aantal advocaten en notariskantoren. Maar nu kwam alles onder een dak en dat was een stuk efficiënter. Houthoff en nog een paar andere middelgrote advocatenkantoren kregen notarissen en fiscale specialisten in huis. Ze groeiden snel door naar een omvang die vóór de tachtiger jaren in Nederland ongekend was.

Ik was ooit uit mijn eerste maatschap gestapt omdat die me te groot en te bureaucratisch werd, dus ik had t.a.v. die groei gemengde gevoelens. Maar het was een kwestie van meedoen of afvallen en dat laatste wil natuurlijk niemand.

Dus was, toen ik uit de maatschap stapte, die intussen Houthoff en Buruma heette, het aardige en overzichtelijke kantoor Houthoff de nummer drie van Nederland geworden, met ambitie voor nog meer. Een tijdje geleden las ik op het internet een terugblik van een mevrouw die vroeger bij Houthoff had gezeten maar die er nog niet eens was toen ik er vertrokken ben. Van de mensen die er in mijn tijd werkten is er nog maar een handvol over. Ik ken nog net de voorzitter van het bestuur, een jonkie toen ik er was, aan het begin van de eeuw. Zo snel gaat dat.

 

[1] U vraagt zich misschien af waarom fuseer je dan als je er zo op achteruit gaat. Maar winst in een kleine maatschap is een veel minder stabiele factor dan in een grote en bovendien, de helft was ook nog ruim genoeg.

 

Over akasdorp

gepensioneerd advocaat
Dit bericht werd geplaatst in Geen categorie en getagged met . Maak dit favoriet permalink.