De Engelse historicus en kenner van onze gouden eeuw Jonathan Israël hield veertien jaar geleden de Pierre Bayle lezing in Rotterdam. Een samenvatting daarvan stond indertijd in de NRC[1].
Israël ziet de Franse filosoof Bayle samen met Spinoza als de grondleggers van onze traditie van verdraagzaamheid. Die opvatting lijkt niet helemaal overtuigend, want het was juist vanwege die reputatie van verdraagzaamheid dat de Franse Hugenoot naar Nederland kwam. En ook de familie van Spinoza waren vluchtelingen uit Portugal. Bayle stamde uit het Frankrijk van Lodewijk XIV, waar sinds de herroeping van het edict van Nantes protestanten niet langer veilig waren. Zijn familie werd het slachtoffer van de geniepige[2] methoden waarmee Louis le Grand en de zijnen de Hugenoten wegjoegen om daarmee een etnisch/cultureel homogeen Frankrijk te krijgen.
Bayle kan naast Spinoza gelden als de grondlegger van de Nederlandse filosofische verdraagzaamheid, dat wel. In verband daarmee poneerde Israël een stelling waar wij Nederlanders eens goed over na moeten denken en dat is dat verdraagzaamheid niet hetzelfde is als onverschilligheid. Dat we als Nederlanders de plicht hebben positief ons klimaat van verdraagzaamheid te handhaven. Islamieten en andere strenggelovigen[3], zegt hij, zijn van nature onverdraagzaam, daar helpt geen moedertje lief aan. Het is onderdeel van hun geloof. Het zijn daarom niet de streng gelovigen maar wel de niet-orthodoxen en de ongelovigen die de plicht hebben het onverdraagzame element in het geloof buiten de publieke ruimte te houden door het maken van de juiste wetten en het handhaven van die wetten en van de publieke moraal. Het recht van de vrijheid van godsdienst geldt niet voor stromingen binnen religies die zelf niet verdraagzaam zijn en als we de verdragen zo lezen dat ze die godsdienstvrijheid wel hebben dan horen we de verdragen in dat opzicht aan te passen.
In de periode na de tweede wereldoorlog werd het antisemitisme door een goed opgeleide en resolute elite de kop ingedrukt. Er bestond een sociale controle, die het de antisemieten onmogelijk maakte hun racistische onverdraagzaamheid hier uit te leven. Die gebundelde kracht tegen de onverdraagzaamheid lijkt nu uit het Nederlandse publieke domein weer te verdwenen, stelde Israël in Rotterdam. Als belangrijke oorzaak, voor het verdwijnen van de positieve impuls in de samenleving tot behoud van verdraagzaamheid, wijst hij op de schromelijke verwaarlozing van de humaniora in het onderwijs. Hij denkt dan vooral aan de instorting van het geschiedenisonderwijs. Gebrek aan kennis is een van de oorzaken voor de weerloosheid waarmee de Nederlanders een golf van onverdraagzaamheid over zich heen hebben laten komen.
Ten onrechte, naar mijn mening, noemt hij in dit kader ook het Thatcherisme [4], dat in Nederland m.i. nauwelijks een rol heeft gespeeld bij de teloorgang van het onderwijs. Bij ons komt de verwaarlozing van de kwaliteit van het onderwijs uit de koker van de egalitaire socialisten en hun volgelingen bij de christen democraten. Het onderwijs is onttakeld in naam van de gelijkheid van kennis en macht, een van de idealen van het kabinet Den Uijl. Het parlementair onderzoek onder leiding van Jeroen Dijsselbloem heeft daar duidelijkheid over gebracht, voor zover eerder publicaties van ondermeer Leo Prick dat nog niet hadden gedaan [5]. De naam Wallage is daarbij gevallen, maar ook die van Deetman en vooral Van Kemenade. Samen met Jo Cals, bij wie de teloorgang begonnen is, staan zij hoog op de lijst van verantwoordelijken.
Als illustratie wijst Israël op het herlevende antisemitisme dat in Frankrijk en de Benelux een nieuw leven heeft gekregen langs de weg van het antizionisme. Niet alleen Van Agt maar ook veel oude aanhangers van PSP en andere rooms-linkse bewegingen zitten in die hoek.
Niet de islamisten of andere streng gelovigen zijn de schuld, zegt Israël, maar het Nederlandse establishment dat naliet vroegtijdig en duidelijk stelling te nemen tegen uitingen van onverdraagzaamheid en deze te weren uit het publieke domein. Goed voorbeeld was de grote anti-Israël demonstratie van 13 april 2002, waarbij een groepje jonge Marokkanen een voorbijganger met een keppeltje op zijn hoofd najoeg tot hij hotel Krasnapolsky invluchtte. Dat was het te verwachten gevolg van de abjecte borden en spandoeken die in de demonstratie werden meegedragen en waarvan de organisatoren van te voren hadden toegezegd dat ze die zouden weren. Dit schandalige optreden werd later door Bolkestein aan de kaak gesteld, maar de meerderheid van de Nederlandse verantwoordelijken zweeg beschaamd. Aan de organisatoren van die demonstratie is naderhand niets in weg gelegd en van een duidelijk verbod van anti-joodse uitingen uit islamitische hoek is het nooit gekomen. Ook Job Cohen, zelf toch van joodse afkomst, heeft nagelaten om voldoende duidelijk stelling te nemen.
Dat is het soort nalatigheid waar Israël op doelde en waar de verloedering van het openbare klimaat in Nederland aan te wijten valt.
[1] 11 december 2004, bijlage opinie en debat.
[2] Onder meer door het gedwongen inkwartieren van dragonders waarop vervolgens geen militair toezicht werd gehouden, wat tot roof, moord en verkrachting leidde.
[3] In zijn standaardwerk over de opkomst, bloei en val van de Nederlandse Republiek gaat hij uitvoerig in op de rol van de contra-remonstrantse ayatollahs, die de Republiek ten tijde van Maurits bijna de kop gekost hebben.
[4] Waarschijnlijk bedoelt hij op de kabinetten Lubbers en Kok waarin de bezuinigingen, onder meer op het onderwijs een belangrijke rol hebben gespeeld, maar de aanpassingen aan het curriculum, waarbij goed onderwijs in de geschiedenis van het tableau verdween, dateren van ruim voor hun tijd.
[5] Leo Prick, Drammen dreigen draaien. Hoe het onderwijs twintig jaar vernieuwd werd. Mets & Schild, 2006.