De getuige deskundige in het Aholdproces baarde nogal opzien met zijn harde oordeel over het gebeurde. Hij heeft later, onder de indruk van het betoog van de verdediging, zijn opinie wat bijgesteld: de contre-lettre die door de cfo was opgesteld en door de ceo was ondertekend, was geen valsheid in geschrift nu deze niet bedoeld was om de eerdere verklaring te weerspreken over de vraag wie de macht had in de dochtermaatschappijen, maar alleen om aandeelhoudersbelangen veilig te stellen. Zowel strafrechtelijk als logisch valt op deze uitspraak wel wat af te dingen en dat wilde ik in het vervolg van dit betoog dan ook doen, op een nogal abstract niveau.
In de eerste plaats vraag ik me af wat met die aandeelhoudersbelangen bedoeld wordt. Dat blijft in het duister. Het zou kunnen gaan om fiscale belangen van de andere aandeelhouders en de tweede Aholdverklaring zou dan wel degelijk bedoeld zijn om t.a.v. de aandeelhouders en de fiscus de eerdere verklaring tegen te spreken, maar duidelijk werd dat uit het krantenbericht niet. Wat wel duidelijk was, is dat de twee verklaringen met elkaar in strijd zijn en dat er dus bij een van de twee sprake moet zijn van valsheid in geschrift, zoals de rechtbank dan ook terecht heeft vastgesteld.
De omstandigheid waaraan werd gerefereerd kan mede aanleiding zijn geweest voor de rechtbank om in haar vonnis te spreken van een afwezigheid van een bedoeling tot zelf-bevoordeling. Tegenover de openbaarheid en de beursautoriteiten was een verklaring afgelegd die met de waarheid strookte, volgens de verdediging, maar tegenover de minderheidsaandeelhouder of hun autoriteiten niet.
Wie de tenlastelegging en de overige processtukken niet gelezen heeft kan zich hierover geen eigen oordeel vormen in juridische zin. Wat ook de achterliggende bedoelingen van het Aholdbestuur zijn geweest, vast staat wel dat het beleid op ondersteuning van de aandelenkoers was gericht. Die strategie diende ook het eigen belang van de bestuursleden. De met elkaar tegenstrijdige verklaringen, waarvan de tweede voor de accountant verborgen werd gehouden, vormden onderdeel van een beurskoers strategie. De hoge optierechten van de leden van de raad van bestuur waren juist met het doel gegeven om de – kortlopende – aandeelhoudersbelangen en de belangen van het management parallel te laten lopen. De belangen van andere steakholders bij de vennootschap werden daaraan ondergeschikt gemaakt. De RvC en de aandeelhouders hadden dus reden om de hand in eigen boezem te steken. Zij hebben een geenszins als denkbeeldig aan te merken risico genomen dat dit soort dingen konden gebeuren. Het past hun niet eenzijdig en uitsluitende de belangen van de aandeelhouders tot uitgangspunt van hun beleid te maken. Dat zou gelden ook indien de gebruikte middelen wel de toets van de kritiek hadden kunnen doorstaan.
Wat laakbaar was in het beleid van de Ahold top, maar waarvoor heel breed verantwoordelijkheid werd gedragen, is dat de aandacht vrijwel uitsluitend en rechtstreeks was gericht op de beurskoers en niet op de optimalisering van de bedrijfsvoering, waarvan de beurskoers een afgeleide hoort te zijn. De leden van de raad van bestuur zaten daar omdat dit eenzijdige beleid van hen werd verwacht, door de beursanalisten, de financiële pers, de aandeelhouders en de commissarissen.
Terecht merkte de advocaat van een van de verdachten dan ook op, in de uitzending van NOVA van 22 mei 2006, dat hij de aandeelhouders de welgemeende raad gaf geen civiele procedure te beginnen tegen zijn cliënt, omdat hij die kansloos achtte. Kansloos door een gebrek aan causaal verband, maar toch ook door een mate van eigen schuld van de aandeelhouders, die door hun speculatiezucht mede voor het Ahold debacle verantwoordelijk zijn. Over de inhoud van het hier gebruikte begrip causaal verband zal de rest van dit verhaal nu gaan.
Oorzaak immers is in het strafrecht en in andere rechtsgebieden een wat precair onderwerp.
De begrippen oorzaak en gevolg zijn namelijk geen zuivere begrippen, zoals Hume al eens heeft betoogd, maar we hebben nu eenmaal niet beter. Zonder kunnen we niet, want om überhaupt te kunnen handelen moet we een idee hebben hoe het resultaat van handelen voortkomt uit het voornemen daartoe. Oorzaak en gevolg als begrippen zijn onmisbaar, ze zijn verbonden aan menselijk handelen en ze hangen waarschijnlijk samen, zoals Francis Bacon al in zijn novum organum suggereerde, met de gebrekkige manier waarop wij de wereld waarnemen.
Dat er als natuurwet wel iets moet bestaan wat lijkt op oorzaak en gevolg kan moeilijk worden ontkend, maar zeker is het wel dat ons begrippenpaar oorzaak en gevolg niet met die natuurwet samenvalt. De relatie tussen natuurlijke fenomenen is veel vaker die van een ingewikkelde onderlinge verknochtheid dan dat het een volkomen door het ander wordt bepaald. Hoe dan ook, oorzaak is als begrip onmisbaar voor het verband tussen plan, handelen en resultaat, maar handelen als intermediair tussen plan en uitvoering heeft zelden exact het geplande gevolg. Het resultaat vloeit alleen maar ongeveer en met een zekere waarschijnlijkheid uit plan en handeling voort. Maar meestal is dat wel genoeg.
Oorzaak en gevolg zijn praktische concepten die wellicht streng wetenschappelijk niet houdbaar zijn[1].
Meestal zijn er meer “oorzaken” voor een en hetzelfde gevolg en vaak ook bestaat er wel achteraf een oorzakelijk verband maar heeft de aanwezigheid van de oorzaak vooraf geen duidelijke voorspellende betekenis ten aanzien van het vervolg. Zijn aan de andere kant oorzaak en gevolg al van te voren vast aan elkaar verbonden, in de zin dat voor iedere a een b volgt en er voor iedere b maar één voorafgaande a is[2], dan zijn het twee aspecten van hetzelfde fenomeen.
Oorzaak en gevolg zijn tijdgebonden begrippen in de zin dat oorzaak altijd eerst komt en gevolg altijd later, maar vaak is iets wat eerst gevolg was later weer oorzaak en soms bestaat er een kettingverband, waarbij oorzaak en gevolg elkaar afwisselen als kip en ei.
De constatering dat gevolgen meestal slechts met een zekere waarschijnlijkheid optreden als een oorzaak zich heeft voorgedaan en dat pas achteraf met zekerheid het verband kan worden vastgesteld, heeft geleid tot het ontwikkelen van het begrip “probalistische oorzaak” of waarschijnlijkheidsoorzaak. Het is de vraag of hierdoor veel winst is geboekt. Oorzaak en gevolg worden hiermee tot statistische begrippen, met alle mogelijke verkeerd gebruik dat van het leggen van statistische verbanden kan worden gemaakt. Het concept “waarschijnlijkheidsoorzaak” mist bovendien het praktische karakter van het klassieke oorzakelijkheidsbegrip omdat, zoals bijvoorbeeld Ellery Eelis opmerkt in Probabilistic causality [3], er een waarschijnlijkheidsoorzaak aanwezig kan zijn zonder dat er ooit in de praktijk een gevolg is opgetreden of zelfs maar kan optreden.
Als probabilistische oorzaak geldt ieder fenomeen dat de waarschijnlijkheid van het optreden van een ander fenomeen met een meetbare hoeveelheid[4] verhoogt. Een statisticus weet dat de meetbaarheid van een effect vaak afhangt van de gekozen parameters en daarom altijd maar een beperkte betekenis heeft[5].
Misschien dat in plaats van causa het begrip conditio beter zou voldoen. Dat zou in elk geval het teleologische element in het begrip oorzaak uit de wereld helpen en meer ruimte scheppen voor de veelvoudige oorzaak. Voor de puur teleologische oorzaken en gevolgen zou het begrip opzet gericht op het gevolg kunnen worden gehanteerd. Voor het strafrecht zou een zuivering van de gebruikte terminologie in dit verband in elk geval een vooruitgang beteken.
De praktische concepten oorzaak en gevolg zijn ontwikkeld om een aantal redenen, waarvan wellicht de belangrijkste zijn: het voorspellen van gevolgen, iets wat onder omstandigheden een kwestie van levensbelang kan zijn voor de waarnemer; het tot stand brengen van gevolgen, hetgeen onder meer nodig is bij het vervaardigen en repareren van zaken; het toemeten van verantwoordelijkheden, om daderschap vast te kunnen stellen[6]; het verklaren van gebeurtenissen.
Voor de eerste drie doelen zijn alleen de relevante gevolgen en de relevante oorzaken van belang en om die reden waarschijnlijk is in het begrip oorzaak en gevolg een intentioneel, of teleologisch element geslopen, waardoor oorzaak bij het vaststellen van daderschap vaak moeilijk los te maken is van het begrip opzet. Iets is voor een dader pas een relevante oorzaak als het gevolg gewenst of in elk geval voorzienbaar en dan acceptabel was[7]. Gebeurt iets dat voor de dader niet te voorzien was, maar dat voor een deskundige een onvermijdelijk of zeer waarschijnlijk gevolg is, dan heeft dat gevolg voor de “veroorzaker” het karakter van een risico in juridische zin en is het even zinvol hem met de gevolgen in verband te brengen als bij ieder andere “act of God”. [8]
Voor het vierde aspect, de verklaring van verschijnselen is intentionaliteit een verstorende factor. Het toekennen van een bedoeling aan iemand of het veronderstellen van een dader met een bedoeling introduceert een element in een wetenschappelijke verklaring van fenomenen dat daar niet in thuis hoort.
Samenvattend: we zijn gewend te denken in binaire logica en in enkelvoudige causaliteit. Beide denkschema’s hebben geen equivalent in de werkelijkheid. Dat er op een vraag maar twee antwoorden mogelijk zijn komt zelden voor en is vaak een retorische truc. Degene die de vraag stelt wil een hem passend antwoord en beperkt de alternatieven daarom tot één, meestal singulier onaantrekkelijke.
Enkelvoudige oorzaken vallen samen met hun gevolg of worden daar logisch door geïmpliceerd en in dat geval is onderscheid tussen oorzaak en gevolg beperkt zinvol. Van een zinnig onderscheid is pas sprake als er meer dan een oorzaak is voor hetzelfde fenomeen dat als “gevolg” wordt aangeduid. Een dergelijk gevolg is bij toekomstige gebeurtenissen nooit zeker, maar alleen in meerdere of mindere mate waarschijnlijk, terwijl dat anders ligt als we over oorzaken en gevolgen uit het verleden spreken.
Bij vergelijking van de meervoudige oorzaken kan de meest belangrijke, of de meest onmiddellijke worden onderscheiden van de rest. Ieder “gevolg” heeft eigenlijk een netwerk van oorzaken en waarschijnlijk is alleen al om die reden het hele begrip oorzaak, met zijn associatie van enkelvoudigheid, gebrekkig. Het is een praktisch begrip voor het normale spraakgebruik, maar niet voor wetenschappelijke doeleinden.
In het juridisch taalgebruik wordt causa onderscheiden van opzet. Causa is dan datgene wat het juridisch relevante gevolg feitelijk heeft teweeggebracht, buiten de wil van de dader om en opzet is diens op het gevolg gerichte wil. In de praktijk kan er geen opzet zijn zonder causa in de zin van waarschijnlijk gevolg van een handelen of nalaten.
Het probleem van de meervoudigheid van de oorzaak lossen juristen op door te spreken over de adequate, d.w.z. meest relevante oorzaak of over de meest nabije oorzaak, de causa proxima.
Bij een moord door middel van defenestratie is het uit het raam vallen van het slachtoffer zowel de meest nabije als de relevante oorzaak van diens dood en blijkt de opzet van de dader uit het plan om het slachtoffer om het leven te brengen door hem uit het raam te gooien.
Het is evident dat er hier sprake is van een gedachteconstructie waarin een onderscheid tussen opzet en oorzaak wordt gemaakt, maar dat zij feitelijk samenvallen: als vaststaat dat A zijn slachtoffer B uit het raam heeft gegooid met dodelijk gevolg, wordt aan het ene aspect van de daad door een waarnemer het kenmerk opzet en aan het andere oorzaak gegeven, maar het feitelijk gebeuren is enkelvoudig. Zonder opzet was er bij dit voorbeeld ook geen adequate veroorzaking geweest. Was er geen plan geweest het slachtoffer uit het raam te gooien, zoals de getuigen meenden, maar had daarentegen de verdachte juist geprobeerd om een zelfmoord van het slachtoffer te voorkomen, dan was zijn handeling geen oorzaak geweest, of althans geen adequate. De feitelijke waarneming van de gebeurtenis was in beide gevallen niettemin dezelfde geweest.
In andere wetenschappen dan de juridische is oorzaak eveneens een verwarrend begrip. Wanneer iemand ziek wordt dan komt dat omdat hij met een bacterie of virus besmet is. Dat is dus de oorzaak. Vaak is hij al langer drager van het ziekteverwekkende organisme, maar is door omstandigheden zijn weerstand tijdelijk verminderd, zodat hij ziek wordt waar hij anders gezond zou zijn gebleven. In dat geval zijn de omstandigheden die de weerstand ondermijnen de werkelijke oorzaak. Zulke omstandigheden zijn bijvoorbeeld een opgelopen trauma of een periode van slapeloosheid. Toch kan de een bij dezelfde omstandigheden die bij een ander ziekte veroorzaken gezond blijven, omdat hij een andere genetisch aanleg heeft die hem onder de omstandigheden in staat stelt de ziekte te onderdrukken. De een gaat aan de ziekte dood terwijl de ander door adequate medische hulp overleeft. In dat geval is het ontbreken van medische bijstand de oorzaak van het overlijden, maar ook de genetische aanleg, de slaapdeprivatie en de besmetting. In de medische wereld pleegt men de oorzaak te zoeken op het terrein waar men medisch hulp kan bieden. Kan men het virus of de bacterie bestrijden dan is dat de oorzaak. Kan men de weerstand verhogen dan is het gebrek aan weerstand de oorzaak en hebben we over enige tijd een werkzame gentherapie dan zal het genetisch defect als oorzaak worden aangemerkt. Ook medisch zou het begrip oorzaak vervangen kunnen worden door een ander, effectiever begrip, zoals bijvoorbeeld “aanknopingspunt voor therapeutisch ingrijpen” of een fraaier klinkend Latijns equivalent.
Niet dat daarmee het begrip oorzaak zou worden uitgebannen. Het zit daarvoor op een te elementair niveau in onze spraak en gedachtewereld. Iets maken of doen is iets veroorzaken en zonder doen of maken is de samenleving niet goed denkbaar, maar oorzaak is een sociaal en geen wetenschappelijk begrip en als het laatste zou het eigenlijk moeten worden uitgebannen.